Oorspronkelijk gepubliceerd in de Misjpoge jaargang 22 – 2009 – nummer 4
Lydia Hagoort en Ben Noach
‘Een lauwer op zijn graf gelegd!’
Een korte beschrijving van leven en werken
van chacham Isack Aboab da Fonseca
De Portugese gemeente Kahal Zur Israël in Recife (Brazilië) is volgens recent onderzoek de oudste Joodse gemeente op het Amerikaanse continent. Isack Aboab da Fonseca, chacham van Kahal Zur Israël, is daarmee de eerste rabbijn ‘in dienst’ in de Nieuwe Wereld. Mede hierdoor staat chacham Aboab weer volop in de belangstelling. Niet alle feiten, die we over zijn leven lezen, zijn echter correct. Zo zou Aboab rabbijn van de Amsterdamse gemeente Beth Israël zijn geweest.
Genoeg reden om in de bronnen van het Amsterdamse Stadsarchief te duiken en op basis van nieuw archiefonderzoek zijn leven en werk kort te schetsen. Chacham Aboab stierf in Amsterdam op 27 Adar II 5453, 4 april 1693 op de hoge leeftijd van 88 jaar. Bij zijn begrafe¬nis de volgende dag in Ouderkerk sprak de dichter-rabbijn Solomon d’Oliveyra een grafrede uit, waarin hij in poëtische woorden Aboab herdacht. Hij begon zijn rede met de metafoor van een kapot uurwerk: ‘het uurwerk loopt niet meer, de raderen zijn gevallen & de koorden gebroken, alles is in de war’.1) |
Die verwarring is misschien ook wel de gemoedstoestand van de spreker en
zijn gehoor en die is goed voorstelbaar: Isack Aboab had ruim 70 jaar de
Portugese gemeenschap gediend en was in die periode voor velen een bron van
kennis, een baken en houvast geweest. De zeventiende eeuw was een ‘Gouden zekerheid van de vroegste periode van de vestiging in Amsterdam. Vervolgens van de moeizame inspanningen rond de ‘Uniao’, de eenwording van de drie afzonderlijk gemeenten Bet Israël, Bet Jacob en Neve Salom tot de gemeente Talmud Torah in 1639.
Rond 1641 waren Aboab en zijn metgezellen vertrokken naar Recife in Brazilië; zij hebben de barre omstandigheden vanwege het beleg van de Portugezen overleefd. 2)
Na zijn terugkeer in Amsterdam was Aboab betrokken bij de opschudding in 1656 rond Baruch de Spinoza. Ook hij werd meege¬sleurd in de vervoering rond Shabtai Zwi in 1666 en ervoer de ontgoocheling daarna. Tenslotte was Aboab een van de drijvende krachten achter de bouw van een nieuwe synagoge.
Aboab heeft veel werken nagelaten, door hem geschreven of vertaald. Hij heeft samengewerkt met schrijvers, dichters en drukkers en er zijn portretten van hem vervaardigd en bewaard gebleven. In de notariële archieven van het Stadsarchief in Amsterdam zijn protocollen gevonden, waarin hij in het Amsterdamse leven van alledag optreedt. Na zijn dood is zijn bibliotheek verkocht. Een beschrijving van zijn collectie is bewaard gebleven. Aboab heeft in zijn lange leven veel sporen nagelaten en in zijn biografie weerklinkt het verhaal van de Sefardische Joden in Amsterdam in de zeventiende eeuw.
God’s wonderen
Isack Aboab werd geboren in 1605 in het Portugese plaatsje Castrodaira; zijn ouders waren David Aboab en Isabel da Fonseca. Uit angst voor de Inquisitie liet de familie zich dopen; Isaac kreeg de naam Simao da Fonseca. Toch was de familie niet veilig; men vluchtte voor de vervolgingen naar St. Jean-de-Luz, vlak over de grens in Frankrijk en vandaar naar Amsterdam. De familie kwam omstreeks 1612 in de stad aan. Zijn vader werd lid van Neve Salom. Isack Aboab kreeg zijn opleiding van chacham Uziël, die afkomstig was uit Fez in Barbarije. Aboab ontwikkelde zich, net als zijn leer¬meester tot een aanhanger van de kabbalistische leer. De eerste keer dat zijn naam in de bronnen voorkomt is in het manuaal van de penningmeester van Neve Salom. 3)
Hij betaalde in 5380 (1619/20) voor het eerst een kleine jaarlijkse bijdrage aan de gemeente. Het jaar daarop, in 5381, ontving hij een salaris van ruim 15 gulden: hij gaf les bij de broederschap Talmud Torah, Studie der Wet. Hij was toen nog geen zeventien jaar.4
In die tijd kwam in Amsterdam de Joodse drukindustrie op. Menasse ben Israël (1604-1657) begon als eerste in 1626 een Joodse drukkerij in Amsterdam. Hij drukte Spaanse, Hebreeuwse en Latijnse boeken. Na hem volgden al snel andere Joodse drukkers/uitgevers. De komst van de belangrijke Venetiaanse drukker Emanuel Benveniste rond 1640 betekende dat Amsterdam de positie van Venetië als centrum van de wereldmarkt voor Hebreeuwse boeken had overgenomen. De grote vrijheid die Joden hier genoten én de economische bloei van de Republiek waren hier de oorzaak van. De Joodse drukindustrie gaf werk aan drukkers, correctoren, agenten en boekbinders en de boeken vonden hun weg in Europa, het Osmaanse rijk en Azië. Ook Isack Aboab verdiende – mede – zijn brood in de drukindustrie. Aan het eerste Hebreeuwse boek dat in 1627 te Amsterdam door Menasse ben Israël werd gedrukt, werkte Aboab mee. Hij verzorgde voor dit gebedenboek de correcties.
In de literatuur lezen we vrijwel altijd (zonder bronvermelding) dat Isack Aboab in de periode voor de éénwording in 1639 chacham bij Bet Israël was. Uit de archieven blijkt echter dat hij bij de gemeente Neve Salom in dienst was. In 1633/34 ontving hij als chazan een salaris van 200 gulden per jaar.Het jaar daarop, in 5395, kreeg hij als H. (chacham) Aboab 300 gulden per jaar. 5)
In 1638, een jaar voor de Uniao (de eenwording van de drie Joodse gemeenten), ontving hij nog steeds dit jaarsalaris; chacham Menasse ben Israël kreeg 150 gulden, evenals ‘Ruby’ Jacob Gomes. 6)
In 1639, bij de Uniao en de stichting van Talmud Tora, stelde men Menasse ben Israël, David Pardo, Saul Levi Morteira en Ishac Aboab aan als chacha-mim. Aboab kreeg de opdracht om onderwijs te geven in de Hebreeuwse spraakkunst en het eerste onderricht in de Gemara. Ook moest hij de ‘Darasjoth de noite’ verzorgen. 7)
Hij heeft niet lang de nieuwe gemeente Talmud Torah gediend. Vanuit de kolonie Pernambuco in het noorden van Brazilië kwamen berichten dat men daar als Jood in alle vrijheid kon leven. De Hollanders hadden in 1624 de kolonie veroverd op de Portugezen. Samen met onder anderen Mozes Raphaël de Aguilar vertrok Aboab rond 1641 naar Brazilië. Hij werd daar rabbijn van de gemeente in Recife. De Portugezen probeerden echter de kolonie op de Nederlanders te heroveren. Het beleg duurde jaren en de ontberingen waren groot. Aboab schreef later zijn herinneringen daaraan op in een Hebreeuws werk ‘Zeecher asietie lenieafl’ot Eel’: Ik wil me God’s wonderen herinneren’.8 )
Hij keerde terug naar Amsterdam en werd in september 1654 meteen in zijn oude functie van chacham hersteld vanwege seus meritos pasados y presentes, zijn verdiensten in het verleden en nu. Hij kreeg een salaris van 450 gulden per jaar en moest één predikatie per maand houden. In 1655 verscheen een belangrijke vertaling van zijn hand. Ishac Aboab was zoals gezegd een kabbalist; hij was een aanhanger van de Luriaanse mystiek. Deze Isaac Luria (1522-1570), die in Galilea woonde, legde in zijn leer vooral de nadruk op de diepe betekenis van de dagelijkse vrome daden, die de wereld dichter bij een volmaaktheid moesten brengen.10 Een belangrijk vertegenwoordiger van het Luriaanse denken was Abraham Cohen Herrera (ca. 1570-1635) die een deel van zijn leven in Amsterdam woonde. Cohen Herrera schreef in het Spaans het kabbalistische-mystieke werk Puerta del Cielo. Aboab maakte hiervan een Hebreeuwse vertaling onder de titel ‘Shaar hashamayim’ en bracht het zo onder de aandacht bij een groter publiek. Het boek werd gedrukt door Emanuel Benveniste in 1655. Na het vertrek van chacham Menasse ben Israël naar Engeland nam Aboab in januari 1656 een deel van zijn taken over. Hij moest nu twee preken per maand houden tegen een salaris van 600 gulden. In zijn functie van chacham was hij in juli 1656 betrokken bij het uitspreken van de ban van Spinoza. Na de dood van chacham Saul Levi Morteira in 1660 werd Aboab hoofd van het rabbinaat.
In de ban van profetieën
In 1666 raakte een groot deel van de Sefardische gemeenschap in Europa in vervoering door het geloof in de komst van een Messias, Sjabtai Zwi (1626-1676). In Venetië en Hamburg raakten mensen in de ban van de profetieën, visioenen en wonderen die gepaard gingen met de veronderstelde Messias. Ook in Amsterdam raakten arm en rijk in een roes. Men bond groene linten aan de kleren (groen was de kleur van Sjabtai Zwi) en legde openbare boeteverklaringen af. In de synagoge waren nu muziekinstrumenten toegestaan. Vooraanstaande Amsterdamse Sefardim maakten zich op om naar het Heilige Land te vertrekken om zich daar aan te sluiten bij de Messias. Ook Aboab verkeerde in een roes en geloofde vast in de ‘nieuwe koning’.
Groot was de ontgoocheling toen Sjabtai Zwi door de sultan in Constantinopel gevangen genomen werd en bij een keuze in september 1666 tussen de dood en bekering tot de islam, koos voor het laatste. De parnassim in West-Europa en ook in Amsterdam traden al heel snel streng op en veroordeelden fel de messiaanse furie.
Het bestuur in Amsterdam gaf opdracht alle geschriften en boeken, die op hem betrekking hadden, te vernietigen. Zijn naam werd vervloekt en alle sporen werden uitgewist. Het geloof in de traditie en het gezag moest de plaats innemen van de geschokte verwachtingen.11 Bestuurders en chachamim van Talmud Torah hebben zich wonderbaarlijk snel hersteld na de teleurstelling in 1666. Ook Aboab richtte zich nu volop op zijn leven in Amsterdam.
In 1669 overleed zijn vrouw Ester. Zij werd begraven op een nieuw gedeelte van de Joodse begraafplaats in Ouderkerk aan de Amstel, dat in 1663 was aangekocht. Op dit gedeelte was volop plaats. Voordien werd men begraven op volgorde van binnenkomst, maar nu was het mogelijk om plaatsen te reserveren. Chacham Aboab heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt en heeft het graf van zijn vrouw laten bedekken door een dubbelzerk. Aan de rechterzijde werd een tekst van Aboab gegraveerd:
‘Ik zal Ester opbergen
tot de komst van de tijd
waarop zij zal terugkeren en
haar ziel zich zal verheugen in blijheid..
Want in de avond kwam haar einde,
maar in de ochtend keert zij weer’ 12
Boven de tekst hangt een krans van bladeren, waarin de tekst ‘een deugdzame vrouw is het sieraad van haar man’. Onder de graftekst is een liggende zandloper afgebeeld. Aboab hertrouwde met Sara, die hij ook overleefde. David Henriques de Castro ontdekte in de negentiende eeuw haar kleine blauwe grafsteen vlakbij de dubbelzerk. Volgens de zerk gegevens is zij in 1690 overleden. 13)
In 1670, toen bleek dat de synagoge aan de Houtgracht te klein werd, nam Aboab het voortouw bij het pleiten voor de bouw van een nieuwe synagoge in plaats van een uitbreiding van de bestaande. Op 23 november 1670 hield hij een enthousiasmerende preek, waarna een bedrag van ongeveer 40.000 gulden werd geofferd. Zijn inspanningen werden beloond en men besloot een perceel grond aan te kopen, dicht bij de synagoge aan de Houtgracht. De bouw liep onder meer vertragingen op door de oorlog met Engeland en een hevige storm. Op vrijdag 2 augustus 1675 werd het gebouw dan toch ingewijd in aanwezigheid van burgemeesters, schepenen en andere notabelen. Met imposante gebouw was met kaarsen verlicht. Er waren drie ommegangen met de Wetsrollen, en chacham Aboab droeg de eerste Wetsrol rond. De liederen die tijdens de drie ommegangen werden gezongen, waren door hem en Solomon d’Oliveyra gecomponeerd.
De naam van Aboab staat gevlochten in de Hebreeuwse woorden boven de ingang van de synagoge. Het gebouw imponeert nog altijd. De Tsjechische schrijver Egon Kisch schreef: zij is geenszins een verschrompeld, tot verstoppen geneigd verzamelhuis van illegalen, zij is een prachtig bouwwerk, een kathedraal op zijn Joods. 14)
Voor zijn bijdrage aan de totstandkoming van het bedehuis werd en wordt Ishac Aboab geëerd. ‘Eere zijner nagedachtenis voor dit verdienstelijke werk! Een lauwer daarvoor op zijn graf gelegd!’ schreef David Henrigues de Castro. 15)
Roerige tijden
De periode van cicra 1670 tot circa 1685 was een roerige in de geschiedenis van Talmud Torah. Voortdurend waren er conflicten tussen het bestuur en gemeenteleden over geld (de familie Del Sotto), over het verbod gevogelte te kopen van de Asjkenazische Joden (Abarbanel) over huwelijkskeuzes (de families Curiel en Aboab), over de plaats die men kreeg toebedeeld in de nieuwe synagoge (Isack Henriques Coutinho) of over de tekst van hascaba aan het graf van een overledene (de families Pereira en de Mercado).16)
De conflicten hadden één overeenkomst: men rebelleerde tegen de autoriteit van de parnassim. De ruzies liepen steeds uit op hetzelfde: de families die in verzet waren wilden een eigen gemeente en huissynagoge oprichten. Uiteraard waren de parnassim hier fel op tegen en zij kregen hierbij steun van het Amsterdamse stadsbestuur. De schepenen oordeelden in 1680 op een verzoek van een Portugese Jood om een huissynagoge te stichten dat hem dat niet was toegestaan: dat soo lange hy Joode wilde syn sich na d’ordres van de kercke soude hebben te reguleren.
Aboab heeft in al deze conflicten een belangrijke rol vervuld. Uit de gebeur¬tenissen blijkt dat de gemeenteleden vrijwel niet luisterden naar de parnas¬sim, maar uiteindelijk wel het gezag en de autoriteit van de chachamim erkenden. Aboab stond in al deze conflicten pal achter de parnassim en probeerde de rust te herstellen. Met succes: uiteindelijk keerden alle rebel¬lerende families terug bij Talmud Torah.
Een van de ruzies ging over de tekst van hascaba, dat werd gezegd voor David de Mercado, die in 1682 overleed. Een groep familie en vrienden, onder wie Jacob Israël Pereira en zijn zoons, was het hierover niet eens met het bestuur en de opperrabbijnen. In de notariële archieven zijn de akten bewaard gebleven; we kunnen het conflict vrijwel van dag tot dag volgen. Ook chacham Aboab legde bij de notaris een verklaring af. Hij vertelde in het Nederlands wat hij had beleefd op de begraafplaats in Ouderkerk en in de synagoge. Op de begraafplaats was ruzie uitgebroken over de tekst van het hascaba. De familie en vrienden van David de Mercado wilden dat hascaba werd gezegd voor een haham asalem. Aboab vertaalde dit voor de notaris als ‘een wijze en volmaakte predikant’. Maar omdat het bestuur en de rabbijnen meenden dat David de Mercado een gemeentelid als alle anderen was geweest, weigerden ze hem die eer te geven. Er kwam ruzie en er vielen harde woorden. Omdat chacham Aboab en chacham Sasportas de gemoederen niet tot bedaren wist te brengen, waren zij beiden voortijdig met een schuit uit Ouderkerk vertrokken. Enkele dagen later werd de ruzie voortgezet in de synagoge. Er was een groot ‘geraes’ en het was de parnassim niet gelukt de orde te herstellen. Uiteindelijk hadden de chachamim hun stem verheven, de gemeente tot stilte gemaand en waren de gemoederen tot bedaren gekomen.
Isack Aboab bleef tot aan zijn dood verdiept in zijn studies. Toen hij onge-veer 75 jaar was, schreef hij een commentaar bij de Pentateuch: Paraphra-sis comentada sobre el Pentateucho. Het boek werd uitgegeven bij Jacob de Cordova in 1681.
De laatste jaren van zijn leven was Aboab blind. Zijn ogen werden welis-waar verduisterd, maar des te meer zag hij het Licht door studie en contem-platie, sprak Solomon d’Oliveyra in zijn rede bij het graf. 17)
Aboab werd naast zijn eerste vrouw Ester begraven. De dubbelzerk kreeg nu aan de linkerzijde de tekst ‘Graf¬steen van de zeer wijze en uitstekende rabbijn (…) geestelijk hoofd en leider der godgeleerde studiën in de Heilige Gemeente te Amsterdam, die naar het Hemelse Gewest werd opgeroepen op Sabbath 27 Adar II van het jaar 5453 (4 april 1693). Hij stond 70 jaar aan het hoofd dezer gemeente en werd 88 jaar oud Boven de tekst hangen een granaat- en lauriertak aan een kroon, onder de tekst ligt een zandloper en tussen beide zijden in staat een kolom met een opengeslagen boek met kroontje, met op één bladzijde een brandende kaars. Daaronder een tekst van Jesaia ‘en uwe deugd is uwe voorhoede’, met een uit een wolk komen¬de arm, die met de hand een gekroonde F vasthoudt. De F verwijst naar Fonseca. Een twee-armige lamp is geplaatst boven de beide platen met tekst. 19)
Na zijn dood werd zijn collectie boeken te koop aangeboden. Uit de ca¬talogus, gedrukt in 1693 bij David Tartas, weten we dat hij meer dan 400 boeken bezat, waarvan het merendeel Hebreeuwstalig was. In de collectie bevond zich vanzelfsprekend een groot aantal kabbalistische werken. Maar ook filosofische werken, van Joodse auteurs als Maimonides en niet-Joodse als Aristoteles, waren aanwezig.
Zijn naam leefde voort, ook letterlijk. Na zijn dood werden op beide zijden van elke ketuba (huwelijkscontract) zijn naam en de datum van zijn over¬lijden gedrukt. De formulieren waren nog tientallen jaar in gebruik.
Noten
- Solomon de Oliveyra & Solomon Judah Leao Templo, Sermam funeral as deploraveis memorias do muy reverendo e doutissimo Senhor Haham Rabi Isack Aboab. Vertaling van: Desconsertado o Relogeo, caydas as rodas & as cordas quebradas, tudo en confu-zao (…). Een exemplaar van deze uitgave bevindt zich in de ZKW (Zeldzame en Kostbare Werken) collectie van het Stadsarchief Amsterdam (SAA), toegangsnr. 15005 (Collectie Jaap Meijer) inv.nr. 8709, oud nummer 1045
- Meestal wordt als jaar van vertrek 1642 genoemd. Omdat de functie van chacham Aboab al in mei 1641 door Menasse ben Israël werd overgenomen, kan het vertrek heel goed eerder hebben plaatsgevonden. Zie: Wilhelmina C. Pieterse, Daniël Levi de Barrios als geschiedschrijver van de Portugees-lsraëlietische Gemeente te Amsterdam in zijn ‘Tri-umpho del Gobierno Popular’ (Amsterdam 1968) 71 -72. Zij geeft ook archiefverwijzingen betreffende de betrokkenheid van Aboab bij verschillende broederschappen en studiege¬nootschappen, onder andere Tora-Or.
- Hij wordt aangeduid als Isack Aboafe/ Aboab. Da Fonseca, de naam van zijn moeder zette hij pas later achter zijn naam. Ter onderscheiding van andere Aboabs wordt hij nu meestal met beide namen aangeduid
- SAA, Archieven van de Portugees-lsraëlietiesche Gemeente, toegangsnr. 334, 9/28, 37, 53, 73
- SAA, 334, 9/174, 186
- SAA, 334, 9/210
- SAA, 334, 19/ 77-88 (Artikel 22 van de nieuwe reglementen uit 1639)
- De geschriften van Ishac Aboab, met het reglementenboek van de gemeente in Recife (1649-1654) zijn in 2007 verzameld en uitgegeven door Joseph David Weitman, rabbijn van de gemeente Beth Jacob in Sao Paolo (Uitgave in het Hebreeuws, SAA, bibliotheek, toegangsnr. 15030/nr. 119171)
- SAA, 334, 19/373
- Jonathan I. Israël, De Joden in Europa 1550-1750 (Franeker 2003) 88
- Jonathan I. Israël, De Joden in Europa 1550-1750, 223-234
- Met dank aan Moshe Mossel voor de vertaling van de tekst. De Hebreeuwse tekst is oorspronkelijk verschenen in D. Henriques de Castro Mz, Keur van grafstenen op de Portugees-lsraëlietische begraafplaats te Ouderkerk aan de Amstel met beschrijving en biografische aantekeningen. Een fotografische herdruk van de Nederlands/Duitse editie (1883), voorafgegaan door een Engelse vertaling van het origineel en door beschrijvingen van zes extra grafstenen, een inleidend artikel en een selectieve bibliografie (Ouderkerk aan de Amstel 1999) 40 en 68
- De Castro, 39-43 en 67-68
- Egon Erwin Kisch, ‘Emigranten: verblijfplaats Amsterdam’ in: Verhalen uit joods Amsterdam (Amsterdam 1993) 103
- De Castro, 40 en 71
- Voor een uitvoerige beschrijving met bronverwijzingen zie: Lydia Hagoort Het Beth Haim in Ouderkerk aan de Amstel: de begraafplaats van de Portugese Joden te Amsterdam 1614-1945 (Hilversum 2005), hoofdstuk 2.
- Solomon de Oliveyra & Solomon Judah Leao Templo, Sermam funeral as deploraveis memorias do muy reverendo e doutissimo Senhor Haham Rabi Isack Aboab, 12
- De Castro, 39 en 68
- De Castro, 39-43 en 67-69