Belinfante in Den Haag (vervolg)
I. B. van Crefeld
Zie deel 1
Belinfantes en het geschreven woord
De beide broers Mozes en Jacob Cohen Belinfante (10a) stichtten in 1804 de uitgeverij fa. Belinfante & Co. Hun eerste uitgave was ‘Almanac de la Republique Francaise’. Dat was in de periode van koning Lodewijk Napoleon. Deze liet bij hen de ‘Lois constitutionelles du Royaume de la Hollande’ en andere officiële stukken drukken. Ook toen Holland door Napoleon was ingelijfd, in de periode van het keizerrijk, gaf de firma officiële werken uit. Daarnaast gaven de broers andere boeken in de Franse taal uit. Daartoe gingen zij eenmaal per jaar naar Parijs, toentertijd een dagenlange tocht per diligence. De firma had ook goede juridische contacten. Dank zij deze contacten gaven de gebroeders diverse juridische periodieken uit. ‘Het Weekblad van het Recht’, het blad ‘Themis’ en Leon’s’ Rechtspraak van de Hooge Raad’.
Mozes is overleden in 1827, Jacob werd in 1845 op Scheveningen ten grave gedragen. De fakkel werd overgenomen door Isaac Belinfante (11a), de fn 1814 geboren zoon van Jacob Cohen Belinfante en Rachel Cohen Belinfante; hij was het mannelijke deel van hun tweeling. Bij Isaac Belinfante is dus het naamdeel Cohen vervallen. Het woordje Cohen gaf aan dat de Belinfantes behoorden tot de nakomelingen van de hogepriester Aron. Het gaf hen daarmee een zekere standing waarop latere geslachten echter geen prijs meer stelden. Deze Isaac Belinfante (11a) trouwde in 1834 in Amsterdam met Rebecca d’Ancona, die eveneens in Amsterdam was geboren. Bij dit huwelijk was een van de getuigen Aron Belinfante (11b), volgens de huwelijksakte een neef van de bruidegom. Hij was namelijk een ooms-kind, de oudste zoon van Sadic C. Belinfante (getrouwd met Ester Del Valkhe), een broer van zijn moeder Rachel C. Belinfante. Isaac Belinfante werd al in 1828 verslaggever van Kamerzittingen. Van 1832 tot ’56 schreef hij de hoofdartikelen van het Handelsblad en bewerkte hij de Handelingen over de Grondwetsherziening. Hij was bovendien tot 1886 hoofd van het Correspondentiebureau voor dagbladen. Naast al deze journalistieke werkzaamheden was Isaac Belinfante zeer actief in het bestuur van de Portugees-Israëlitische Gemeente (P.I.G.). Zo was hij van 1836-’46 assessor van het bestuur. Van 1852 tot ’60 was hij president van de PIG, evenals in de perioden 1864-’68 en 1874-’78. Tussendoor fungeerde hij nog als assessor. Zo’n erefunctie begon altijd in september, met soekkot. Deze functies leidden weer tot andere bestuurswerkzaamheden. Zo was Isaac Belinfante in 1837 een van de oprichters van de ‘Soepinrichting’ in de Bierstraat, die armen eten verstrekte. In 1846 werd mede door hem de Vereniging tot Bevordering van Ambachten opgericht. Twee jaar later was hij een van de notabelen die een Haagse afdeling van de Maatschappij tot Nut van Israëlieten in Nederland oprichtten. Isaac Belinfante was ook een van de mensen die in 1849 het initiatief namen om in Den Haag een Israëlitisch Weeshuis op te richten. Tot korte tijd vóór zijn overlijden in 1892 fungeerde hij als regent van dit tehuis voor asjkenazische en sefardische wezen, waarvan een lange periode als regent-secretaris. In 1853 stond hij samen met S.H. Hertzveld aan de wieg van de ‘Herhalingsschool’ voor “minvermogende en min-geoefende Israëlieten”.
Een jaar na lsaac’s huwelijk werd zijn neef Aron tevens zijn zwager, want op 27 mei 1835 trouwde deze in Den Haag met Hanna (11a), de oudste zuster van Isaac Belinfante. Zij kregen in 1837 een zoon Justus, in 1838 een zoon Jacq Maurice en in 1839 een dochter Emilie (12b). Aron Belinfante, geboren in Amsterdam op 29 augustus 1811, was van 1833 tot 1863 redacteur van het ‘Dagblad van ‘s-Gravenhage’. Van 1844 tot 1858 was hij hoofd van de uitgeversfirma Gebr. Belinfante in Den Haag, waarbij hij dus samenwerkte met zijn neef/zwager Isaac. Aron woonde uiteindelijk Wagenstraat 100, waar van 1840 af de Boekhandel Belinfante was gevestigd. Hij was bovendien lid van de drukkersfirma van die naam (die eerder eigendom was van A.D. Schinkel). Van 1873 tot 1877 bestuurde Aron Belinfante het Bestelhuis voor de Boekhandel. Hij overleed 10 juli 1881 in Den Haag.
Ook Jozef Justus Belinfante (11a), de in 1812 geboren broer van Isaac en Hanna, dus ook een zwager van Aron, had met boeken en schrijven te maken. In 1835 had hij samen met A.B. Wolff, de latere secretarispenningmeester van de N.I.G. Den Haag, geprobeerd een Nederlandsjoods periodiek van de grond te krijgen, maar dat mislukte. Samen ook redigeerden zij de ‘Jaarboeken voor Israëlieten in Nederland’, die slechts vier jaargangen beleefden, omdat zij niet aansloegen. Hij schreef in 1840 een boek over het leven van Michiel Adriaanszoon de Ruyter. In 1843 lanceerde Jozef Justus “De Nederlandsche Israëliet”, dat zelfs geen volledige jaargang beleefde. Hij droeg ook bij aan de verzameling ‘Oefening kweekt Kennis’, werkte mee aan de ‘Jaarboekjes van de Maatschappij tot Nut van Israëlieten in Nederland’, aan het ‘Weekblad van het Recht’, aan ‘Themis’ en aan ‘De Gids’. Jarenlang schreef hij artikelen over buitenlandse politiek in het Handelsblad en in het Haagsche Dagblad. Bovendien heeft hij 40 jaar lang de Residentie-almanak geredigeerd. Hij fungeerde ook enkele jaren als assessor of als ouderling van de PIG. Jozef Justus Belinfante was een groot kenner van Frankrijk en schreef zelfs artikelen in de Franse taal. Hij trouwde in 1838 met Bilha Lobatto, die in 1809 in Amsterdam was geboren. Bilha werd de schoonzuster van haar eigen zuster toen Isaac Belinfante (11a) na het overlijden in 1880 van zijn eerste vrouw Rebecca d’Ancona, in het huwelijk trad met Hanna Lobatto.
Aron (11b) was niet het enige kind van Sadic Cohen Belinfante en Ester Delvalhe, zij kregen in totaal 13 kinderen. De oudste werd in 1809 geboren. Dat was een meisje, Sara, dat op 27-jarige leeftijd ongehuwd is overleden. Aron was het tweede kind, en na hem kwamen er nog elf, waarvan twee doodgeborenen en drie die zeer jong zijn overleden. Hun dochters Rachel, Rebecca en Batseba bereikten redelijke leeftijden ‘respectievelijk 56 jaar, 65 jaar en 67 jaar, maar bleven alle drie ongetrouwd. Zoon Isaac (11b) die in 1820 was geboren, werd ambtenaar. Hij trouwde in 1840 met de Haagse Milka Ephraty en woonde met haar in de Heerenstraat. Zij scheidden in 1871, waarna hij in het huwelijk trad met de Nederlands-hervormde Ernestine Anderegg. Niet bekend is hoe zijn familie op deze stap reageerde. Hij kreeg met haar drie kinderen. De eerste was Jozef Gabriël Jacques, geboren in 1874, die in 1883 overleed. Raphaël, geboren op 10 februari 1877 werd maar drie dagen oud. Hun derde zoon Carel Jacob, geboren 13 januari 1879, overleed zes maanden later. Ernestine zelf overleed in 1887. In 1888, 68 jaar oud, trouwde Isaac voor de derde keer. Deze zoon van een oude Portugese familie ging weer een ‘gemengd’ huwelijk aan. Nu met de asjkenazische Theodora van Praag, die 21 jaar jonger was dan hij. Tien jaar later overleed Isaac Belinfante, in Den Haag, op 19 september 1898.
Abraham (11b), kantoorbediende, de broer van Isaac en Aron die op 25 september 1817 in Amsterdam was geboren, trouwde met Rachel Ricardo (geboren op 5 mei 1814 in Amsterdam). Zij was een zuster van Rebecca Ricardo, de vrouw van zijn neef Isaac. Het paar kreeg in totaal zeven kinderen. In Amsterdam achtereenvolgens Esther in 1839, Sadic in 1840 en Daniël in 1842. In Rotterdam werd in 1844 August geboren. In 1845 ging het gezin naar Den Haag, waar het woonde in de Bierstraat 190. Daar kwamen nog David in 1846, Benvenida in 1850 en Samuel Karei in 1856 ter wereld. (12c).
De boekhandelaar Isaac Belinfante (11a) en zijn vrouw Rebecca d’Ancona woonden in de Nieuwe Molstraat 14. Uit hun huwelijk werden acht kinderen geboren, allen in Den Haag (12a). Jacob in 1835, George in 1837, Rosetta Sophia in 1839, August in 1841, Frederik Jozef in 1843, Elisabeth in 1845, Maurits Ernst in 1849 en Clara Anetta in 1852. De oudste zoon Jacob werd niet ouder dan 19 jaar, hij overleed in 1854. George ging in Leiden studeren en werd advocaat, Frederik Jozef werd industrieel. Maurits Ernst volgde de voetsporen van zijn oom Jozef Justus en werd journalist. George trouwde in 1866 met Maria Frederica Jeanctte Hertzveld die in 1839 ook in Den Haag was geboren. Frederik Joseph trad in het huwelijk met haar zuster Rosalie Elisabeth, die in 1843 was geboren, en Maurits Ernst huwde in 1875 de jongste zuster Hermine Justina (geboren in 1847). De dames waren drie van de zes kinderen van de in de asjkenazische zustergcmeente actieve Salomon Hartog Hertzveld, die in het dagelijkse leven ambtenaar bij het Ministerie van Financiën was. De beroemde dichteres Estella Hij mans-Hertzveld was een zuster van de drie bruiden. Hun vader had in 1853 samen met de vader van de drie bruidegoms in Den Haag de Herhalingsschool opgericht. Hij was een zoon van de asjkenazische opperrabbijn van Zwolle en was getrouwd met Debra Halberstam, een telg uit een belangrijke chassidische rabbijnenfamilie. Drie broers Belinfante sloten dus met drie zusters Hertzveld ‘gemengde’ huwelijken, hetgeen in de sefardische gemeente niet met voldoening zal zijn gezien.
Hun broer August (12a) trouwde op 14 februari 1864 in Den Haag met Emilie Belinfante (12b), een dochter van Aron en Hana; hun vaders waren neven van elkaar. August volgde zijn vader en schoonvader op in de boekhandel, die in de Wagenstraat nr. 100 was gevestigd, waar het paar ook ging wonen. In 1854 nam hij het initiatief voor de oprichting van de ‘s-Gravenhaagse Boekhandelaarsvereniging, waarvan hij ook de eerste voorzitter werd. August (van Isaac) Belinfante en Emilie Belinfante kregen zes kinderen, Jacques Emile in 1865, Elisabeth Rosette in 1867, Anna Bertha in 1868 (Anna), George Willem in 1870, Maria Clara Estella (Mies) in 1871 en Emilie Josephine (Emmy) in 1875 (13b).
Beide broers Jacques Emile en George Willem werden deelgenoten in de boekhandel. George Willem nam het stokje over van zijn vader en werd uitgever. Hij werd in 1894 bij de oprichting benoemd tot directeur van de ‘Haagsche Boekhandel en Uitgeversmaatschappij, die werd gevestigd Spuistraat 58 en later verhuisde naar de Paviljoensgracht. In 1895 trouwde hij met de asjkenazische Arabella van Oven, met wie hij drie kinderen kreeg, Hanna Juliette in 1896, Arabella in 1898 en August in 1901(14c). Naast zijn directeursfunctie bleef hij deelgenoot van de Firma Gebr. Belinfante in de Wagenstraat 100. In 1907 verhuisde deze boekhandel naar de Kneuterdijk. George W. overleed in 1950. Zijn broer Jacques Emile werd een van de adjunct-directeuren van de in 1902 opgerichte N.V. Gebr. Belinfante. Hij redigeerde juridische periodieken, die hij zelf corrigeerde. ‘Leon’s Rechtspraak van de Hoge Raad’, het blad ‘Themis’ dat al sinds 1840 bestond, en ‘Weekblad van het Recht’, dat in 1839 voor het eerst was verschenen. Deze Jacques E. Belinfante was niet minder dan 54 jaar lid van de door zijn vader opgerichte ‘s-Gravenhaagse Boekhandelaarsvereniging, waarin hij diverse bestuursfuncties vervulde, en waarvan hij tot ere-voorzitter werd benoemd. Bovendien was hij geruime tijd secretaris van de Nederlandse Uitgevers Bond, die hem in 1934 tot ere-lid benoemde. Hij scheidde van Anna Lopes Suasso en hertrouwde met de Doopsge zinde Catharine Veltcamp Helbach. Bij die gelegenheid liet hi] het P.I. (Portugees Israëliet) op de gezinskaart doorstrepen en vervangen door “geen”. Jacques Emile overleed in 1941.
De zuster van George Willem en Jacques Emile, de op 11 januari 1875 geboren Emilie Josephine Belinfante (13b), Emmy, kon een opleiding aan de ‘Haagse HBS voor Meisjes’ gaan volgen, een initiatief van haar moeder. Na een haar middelbare opleiding volgde Emmy een opleiding tot onderwijzeres, maar als zodanig mislukte ze. Toen wilde ze de journalistiek in, net zoals haar grootvader, ooms en broers. Ze werd een heel bekende. In 1901 werd ze redacteur van het door haar oom uitgegeven ‘Het Familieblad’. Ze kreeg daarin een eigen rubriek, die ze schreef onder het pseudoniem May. Daarin besprak ze de problemen voor de vrouw om betaald werk te krijgen. In 1905 deed ze een mislukte poging om bij ‘Het Vaderland’ te komen. Toen kon ze wel terecht bij de concurrent ‘Land en Volk’, waar ze een vrouwenrubriek ‘Voor de dames’ kreeg. Maar door een reorganisatie in 1907 raakte ze weer zonder werk. Haar goede werk als freelancer leverde haar bij de liberale ‘Nieuwe Courant’ een vaste aanstelling op. Ze kreeg een rubriek ‘Vrou-wenbeweging’ en daarnaast de rubriek ‘Spiegel der IJdelheid’, die een persoonlijker karakter droeg. Door haar opleiding en haar grote talenkennis dwong ze ontzag af. Maar in 1928 moest ze door een reorganisatie de ‘Nieuwe Courant’, verlaten. In dat jaar schreef ze ‘De vrouw als journaliste’ en werd ze eindredacteur van het ‘Maandblad van de Nederlandse Verenigingen van Huisvrouwen’. Van 1921 tot 1940 was Emmy Belinfante secretaris van de ‘Haagse Journalisten Vereniging’, een functie die ze na de bezetting moest opgeven, maar ze kon toen nog wel in de vrouwenbeweging actief blijven. Nog in 1941 schreef ze ‘De Vrouw en haar Huis’, waarbij ze de steun kreeg van de Soroptimisten. Samen met haar zusters Anne en Mies deed Emmy een poging om als Portugese aan deportatie te ontkomen. Dat mislukte. Op 1 februari 1944 werden de drie zusters naar Westerbork gedeporteerd. Van daar naar Theresienstadt, waar Anna op 3 maart overleed. Op 16 mei 1944 werden Emmy en Marie naar Auschwitz getransporteerd, waar zij beiden op 7 juli werden vermoord.
Belinfantes en het recht
George Belinfante, de tweede zoon van Isaac Belinfante en Rebecca d’Ancona (12a), in Den Haag geboren op 29 mei 1837, was reeds als gymnasiast redacteur van het driemaandelijkse tijdschrift ‘Tot Nut en Oefening’, bestemd voor jongelieden. Kennelijk zat het schrijven de Belinfantes in het bloed. Hij ging in Leiden studeren, promoveerde op 25 juni 1859 en wijdde zich daarna geheel aan staatkunde, rechtsgeleerdheid en letterkunde. Hij vestigde zich als advocaat en procureur aan de Amsterdamse Veerkade 29 in Den Haag. Maar hij schreef ook Kameroverzichten voor de N.R.C. en in 1866 het boek ‘De Regering tegenover de Grondwet, door een lid van de balie’. In dat jaar, op 5 september, trouwde mr. George Belinfante met Maria Frederica Jeanette Hertzveld, met wie hij twee dochters en een zoon kreeg, Rebecca Wilhelmina in 1869, Jacob Willem in 1873 en Rosa Rebecca in 1883. Onder de naam Sagittarius schreef hij ‘Parlementaire Portretten’ (1869) Verder verzorgde hij bijdragen aan Themis’ en werd hij in 1878 hoofdredacteur van het ‘Weekblad voor het Recht’ als opvolger van mr. A. de Pinto.
Hij werkte mee aan de tweede uitgave van de afdeling Burgerlijke Rechtsvordering van Leon’s Rechtspraak, aan de Jaarboekjes voor Israëlieten en hij schreef voor de Vredesbond. In 1881 publiceerde hij in de Nederlandse Spectator een artikel over zijn schoonzuster de dichteres Estella Hijmans-Hertzveld. Zijn echtgenote, Maria Belinfante-Hertzveld was in 1884 een van oprichtsters van de ‘Vereniging tot ondersteuning van behoeftiige Israëlitische kraamvrouwen Sa’adath Jelodoth’. Mr. George Belinfante overleed in Den Haag op 5 september 1888. Hij was de eerste van een reeks Belinfante-juristen.
Frederik Joseph Belinfante (12a), de in Den Haag op 27 oktober 1843 geboren broer van George, verdiende de kost als industrieel. Met Rosalie Hertzveld kreeg hij drie kinderen, Johan Jacob in 1874, Hendrik Joseph in 1879 en Dora Regina Estella in 1886 (13c). Johan Jacob en Dora R.E. gingen beiden in Leiden rechten studeren. Hendrik Joseph zocht de technische kant op en werd ingenieur.
De derde broer Maurits Ernst (12a), de echtgenoot van Hermine Hertzveld werd journalist. Hij en Hermine woonden Wagenstraat 30. Zij kregen’vijf kinderen. Jacoba Henriëtte, geboren in 1877, overleed in 1882. Leonard Victor werd geboren in 1878 en overleed in 1938, Estella Dorothea werd geboren op 3 augustus 1882, Rosa Rebecca kwam 9 oktober 1883 ter wereld en overleed 7 maart 1937, de laatste, Theodor Henri George werd geboren op 3 april 1890.
Jacob Willem Belinfante (13a), de zoon van George en Maria geboren in 1873, ging in november 1893 evenals zijn vader rechten studeren in Leiden. Na zijn promotie werd hij ambtenaar, commies bij de Provinciale Griffie van Zuid-Holland. Hij trouwde met Clothilde Oppen-heimer. Mr. Jacob Willem Belinfante (13a) en Clothilde Oppenheimer gingen wonen Statenplein 12. Zij kregen drie kinderen (14a), Willem George, geboren 8 oktober 1904, Dora Nellie op 4 november 1907 en Ada Juliette op 11 oktober 1911. Willem George studeerde in Leiden, net als zijn vader. Deze was bestuurslid van de ‘Vereniging voor joodse letterkunde en geschiedenis’. Hij was ook een van de prominenten die door opperrabbijn Van Loen in 1912 werden bijeengeroepen om een comité te vormen ter bestrijding van de protestantse zending onder de jongeren van de gemeente. Dit initiatief leidde tot de oprichting van het ‘Joodse Tehuis’ aan de Paviljoensgracht nr. 27. Dat werd een Wijk-en Dienstencentrum. In 1941 werd het de ‘Hollandse Schouwburg’ van Den Haag, waar iedereen zich in 1942 en 1943 moest melden alvorens te worden gedeporteerd.
Jacob Willem’s neef Johan Jacob Belinfante (13c) bezocht het gymnasium in Den Haag en ging daarna rechten en filosofie studeren in Leiden, waar hij in juli 1898 promoveerde. Hij vestigde zich in Den Haag als advocaat en procureur. Deze mr. JJ. Belinfante gaf aan dat hij geen godsdienst beleed, toen hij op 30 oktober 1901 trouwde met Louise Ahn. Zij kregen vier kinderen (14d). Op 1 november 1902 werd Johan Frederik Ernst geboren, die net als zijn vader rechten ging studeren. In 1906 kwam Emma Ernestine, op 6 januari 1913 Frederik Jozef en op 4 december van datzelfde jaar Ernst Valentijn Frans, die ook in Leiden ging studeren. Mr. Johan Jacob Belinfante was parlementair journalist. Van 1900 tot 1931 was hij verbonden aan het Correspondentiebureau Belinfante en Vaz Dias, de voorloper van het ANP. Johan Jacob had ook veel functies op schaakgebied en publiceerde daarover.
De zuster van Johan Jacob Belinfante, Dora R.E., die ook in Leiden haar meesterstitel behaalde, was van 1917 tot 1930 secretaris van de ‘Vereniging tot Verschaffen van Woningen aan Minvermogenden’, de Van Ostadewoningen. Dat was een in 1886 op initiatief van Jac. Simons gestart project voor het bouwen van goedkope woningen ten behoeve van de slecht-behuisde joodse bevolking van de Buurt. Als zodanig volgde zij mr. Ed. Belinfante op. Zij trouwde in 1918 met de jurist Michaël Oppenheimer.
Hun broer Hendrik J. studeerde in Delft. Trouwde in 1909 in Londen met Eva Oppenheimer met wie hij vier kinderen kreeg. Na de dood van zijn neef Jacques Emile Belinfante op 9 februari 1941 trad hij op als eigenaar van de boekhandel tot deze in 1941 door de bezetter onder beheer werd gesteld. Hun zoon Fred Erik, geboren in 1913, werd op 21 augustus 1942 in Auschwitz vermoord, dochter Eliza Violet Alexandra kwam op 31 december 1944 in Birkenau om het leven.
Mr. Willem George Belinfante (14a), de zoon van mr. Jacob Willem, werd als jurist aangesteld bij het Ministerie van Justitie op de afdeling die wetten moest voorbereiden. Daarnaast zette hij zich zeer actief in voor de joodse gemeenschap, zowel voor de asjkenazische als voor de sefardische. In 1929 werd hij bestuurslid van de Vereniging tot Verschaffen van Woningen aan Minvermogenden, waarvan zijn tante Dora toen secretaris was. In 1930 nam hij van haar het secretariaat over. Hij bleef secretaris tot 1940, toen hij met zijn zuster Ada naar Engeland vluchtte, waarna ir. Wertheim zijn functie overnam. Slechts voor korte tijd, want op 16 april 1941 werd het bestuur van de Vereniging overgenomen door niet-joodse vrienden van de bestuursleden, die het kapitaal voor confiscatie door de Duitsers behoedden. Na de oorlog keerden vooroorlogse bestuursleden terug, waaronder ook Willem George, die de oorlog in Engeland overleefde en door de regering in mei 1945 als raadsadviseur van Justitie naar Nederland werd gestuurd. Als zodanig moest hij een oplossing zien te vinden voor het probleem van de Oorlogspleegkinderen. Na enkele jaren als bestuurslid te hebben gefungeerd, werd hij in 1954 voorzitter van de Vereniging tot Verschaffen van Woningen aan Minvermogenden, wat hij bleef tot aan zijn aftreden in 1977. Als voorzitter heeft hij tegen de gemeentepolitiek moeten optornen om het complex woningen, dat met afbraak werd bedreigd, te behouden en dat is uiteindelijk gelukt. Willem Belinfante was ook secretaris van de studiecommissie van de Maatschappij tot Nut van Israëlieten in Nederland. Een belangrijke positie nam hij in bij het Joodse Tehuis voor Bejaarden in de Weede van Dijkveldstraat, waar hij vele jaren vice-voorzitter van het bestuur en voorzitter van de Opnamecommissie was. In de jaren 1970-1972 was hij voorzitter van de Loge Hollandia van de B’nai B’rith. Als zodanig tikte hij in een lange brief de Minister van Justitie, mr. Van Agt, op de vingers naar aanleiding van diens voornemen de ‘Drie van Breda’. Daarbij speelde uiteraard de positie van Belinfante op het ministerie een rol. Vanzelfsprekend was Willem Belinfante betrokken bij het bestuur van de na de oorlog uiterst kleine PIG in Den Haag. Zijn beide zusters hebben de oorlog ook overleefd. Dora en hun moe-der werden via Barnevcld naar Westerbork gestuurd en door naar Theresienstadt, wat zij overleefden. Wim en zijn zusters zijn ongehuwd gebleven en zijn steeds blijven wonen in het statige ouderlijke huis aan het Statenplein. Mr. Willem G. Belinfante werd op de Portugese begraafplaats aan de Scheveningseweg begraven.
Tot zover de Belinfante-juristentak uitgaande van George B. (12a). Ook August Belinfante (12c), de in Rotterdam geboren zoon van Abraham Belinfante en Rachel Ricardo, stond aan de basis van een juristentak. Hij trad in 1873 in het huwelijk met Rebecca Santcroos, met wie hij twee kinderen kreeg (13d), Eduard, die op 22 maart 1875 werd geboren en Anna Celina die op 6 september 1878 ter wereld kwam. Eduard bezocht het gymnasium in Den Haag van 1888 tot 1895. Evenals de kinderen van Frederik Joseph (12a) ging hij daarna in Leiden studeren (hun grootvaders waren neven!). Na zijn promotie vestigde Eduard zich als advocaat en procureur in Den Haag. Op 18 augustus 1908 werd Judith Mendes da Costa zijn vrouw. Zij was op 22 januari 1881 in Amsterdam geboren. Het echtpaar ging wonen Emmastraat 166. Zij kregen twee kinderen (14b), op 10 september 1911 een zoon August David en op 25 maart 1913 een dochter Estella Erica. Omstreeks 1912 werd mr. Eduard Belinfante voorzitter van de Soepinrichting. In 1933 werd hij secretaris van het Haagse Comité voor Bijzondere Joodse Belangen, dat zich voornamelijk bezighield met de opvang van vluchtelingen uit Duitsland. Van dat Haagse comité was opperrabbijn Maar-sen ere-voorzitter, A. Simons Mzn. was voorzitter en I. Hartog beheerde de penningen. Haast vanzelfsprekend fungeerde Eduard Belinfante ook enkele jaren als president van de P. I.G. Bovendien was hij regentpenningmeester van het Israëlitisch Weeshuis in ‘s-Gravenhage, juist in de tijd dat het nieuwe pand in de Pletterijstraat werd gerealiseerd. Voorzittter was toen A. Simons Mzn, secretaris was mr. B. Spier. In 1923 was in Den Haag de B’nai B’rith-loge Hollandia opgericht, waarvan Eduard Belinfante al vrij spoedig lid werd. In 1940 was hij voorzitter van deze loge. Als zodanig gaf hij toen, gezien de gebeurtenissen in Duitsland, opdracht om het gehele archief van de loge te vernietigen. Hij was ook lid van de Joodse Raad afd. Den Haag. Desdondanks werd hij via Westerbork en Theresienstadt naar Auschwitz gevoerd, waar hij op 30 oktober 1944 werd vermoord.
Zijn zoon August David (Guus) ging na het gymnasium aan de juridische faculteit in Leiden studeren en vestigde zich als advocaat en procureur in Den Haag. Hij trouwde met Hester Goudeket, waarmee hij twee kinderen kreeg, Joost en Judith. Mr. A.D. Belinfante werd adjunct-secretaris van de Haagse afdeling van de Joodse Coördinatie-Commissie van mr. L.E. Visser, die werd voortgezet door de Joodse Raad voor Amsterdam.
Het gezin overleefde de oorlog. Van 1948 werd mr. A.D. Belinfante voorzitter van het Israëlitische Weeshuis in Den Haag, als opvolger van Van Emden, die aftrad omdat hij zich niet kon verenigen met een voorstel om van het Haagse kapitaal een deel te besteden in de zojuist opgerichte Staat Israël. Belinfante dacht daar geheel anders over en in zijn voorzittersperiode werden grote bedragen overgemaakt. Hij bleef voorzitter tot hij in 1955 werd benoemd tot hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam, waarvan hij in de jaren 1968-1971 rector magnificus was. Van 1964 tot 1981 was Belinfante bestuurslid en voorzitter van de Wereldomroep. Hij was ook voorzitter van de Stichting Democratie en Media en van de Commissie tot Harmonisatie van de verkeersregels in Europese landen. Van zijn hand verscheen het boek ‘Beginselen van het Nederlandse Staatsrecht’. Mr. A.D. Belinfante overleed op 88-jarige leeftijd in 1999.
Zijn zuster Estella Erica liet zich in 1932 inschrijven aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag, waarvan ze het diploma behaalde. In 1937 trouwde ze met Otto Abas. Het jonge paar wilde meewerken aan de opbouw van Palestina en slaagde er in om illegaal aan land te komen en ging in een kibboets werken. Zo overleefden zij de Tweede Wereldoorlog en maakten ze alle Israëlische oorlogen vanaf 1948 mee.