De eerste stappen op zoek naar het verborgen familieverleden
Wie denkt dat genealogie een “stoffige” hobby is, vergist zich schromelijk. Er is een steeds groter groeiende groep mensen die zich met genealogie bezighoudt. Het is mede te danken aan programma’s als “Who do you think you are?” en “Verborgen verleden” dat het stof van dit negatieve imago is geveegd en deze hobby zich nu in een groeiende belangstelling mag verheugen. Henriëtte van Dijk wijst geïnteresseerden de weg in een boeiende zoektocht.
Digitale ontsluiting
De boeiende zoektochten in deze programma’s, soms met verrassende uitkomsten, hebben ook een jongere generatie getriggerd. Genealogie is dan ook niet meer een hobby van louter gepensioneerden. Daarbij komt dat de digitale ontsluiting van verscheidene archieven onderzoek naar voorouders een stuk gemakkelijker heeft gemaakt. Die kunnen we als het ware vanuit onze luie stoel online raadplegen. En in die virtuele sfeer ontmoeten we, omdat we niet zonder elkaar kunnen, wereldwijd andere onderzoekers die elkaar helpen. Vraag en aanbod heeft inmiddels geresulteerd in vele facebookgroepen die wereldwijd actief zijn zoals “tracing the tribe” met maar liefst 25.000 leden, of de “jewish genealogy portal” met niet minder dan 70.000 volgers. Ik zal niet beweren dat we allemaal zulke verrassende uitkomsten zullen krijgen als de acteur en schilder Jeroen Krabbé – die via de familielijn van zijn moeder, de familie Azulay en via grootmoeder Abigail Pezaro, een Marokkaans paspoort mocht aanvragen – maar het is het proberen waard. Want als iets leuk is aan Joodse genealogie, dan is het wel de ontdekking dat er zeer waarschijnlijk overal in de wereld familie van je woont die, met een beetje mazzal, ook nog foto’s of documenten bezitten!
Computerprogramma’s
Onderzoek naar voorouders is voor iedereen die eraan begint, Jood en niet Jood, een tijdrovende, en vaak ook een verslavende bezigheid! Je moet over een gezonde dosis geduld beschikken en gestructureerd te werk gaan, wil je de lijn niet uit het oog verliezen. Ik raad iedere beginner aan per persoon een archief op te bouwen te beginnen met de basisgegevens zoals huwelijks-, geboorte- en overlijdensdata, deze in een schema te plaatsen zodat je het overzicht niet verliest. Dit kan handmatig maar er zijn ook vele computerprogramma’s voor dit doel gemaakt. Een groot voordeel daarbij is dat je een melding krijgt wanneer er overeenkomsten zijn met anderen die hun stamboomgegevens ook in een dergelijk programma hebben geplaatst. Die gegevens kun je dan samenvoegen en dat scheelt enorm veel werk. Om geen fouten te herhalen, moet je ze wel op juistheid controleren.
Vaste achternaam
De bevolkings- en naamsaannemingsregisters zijn de eerste stap in het onderzoek om de structuur van de stamboom op te zetten. Vanaf 1811 moest iedere Nederlander een achternaam kiezen en deze laten registreren[1]. In Amsterdam, waar in 1811 ongeveer 21.000 Joden woonden[2], zijn deze registers de omvangrijkste van het hele land. Uit een uitgebreid onderzoek van Harmen Snel[3] blijkt dat er een aantal aspecten zijn die voor verwarring kunnen zorgen. Zo moeten we rekening houden met het feit dat toch lang niet iedereen gehoor gaf aan deze oproep. Dat geldt ook voor mensen die al achternamen gebruikten voor 1811. Maar vaak gaat het om de armere Asjkenazim van wie een aantal zich niet op het gemeentehuis melden uit angst voor conscriptie, gedwongen opname in het leger van Napoleon. De groep die wel kwam opdraven kan ook nog voor verwarring zorgen. Er zijn families die een nieuwe achternaam aannamen maar consequent hun oude naam bleven gebruiken. Er is ook een groep die een naam aannam en daarna overging tot het gebruik van een volstrekt nieuwe naam zonder die naam vast te leggen. En er zijn gevallen bekend waarbij de vader een familienaam aannam voor hem en zijn zoons, terwijl de zoons onderling van elkaar verschillende namen lieten vastleggen of een afwijkende schrijfwijze ervan gingen aanhouden. Een andere factor waar rekening mee gehouden moet worden is dat Joodse mannen naast een Hebreeuwse voornaam meestal ook een Jiddische voornaam hadden en daarnaast een burgerlijke voornaam. Daarbij hadden ze binnen de eigen kring ook nog één of twee achternamen, die in de loop van de generaties gemakkelijk konden veranderen. En, alsof dit nog niet genoeg is, hadden vooral zij die de belangstelling van justitie genoten, ook nog een toenaam zoals de op 8 maart 1745 te Appingedam besneden Joseph Jacobs alias ‘de geele jode’ alias ‘Jeizel Cohen’, lid van de omvangrijke Winschoter onderwereld. Het mag duidelijk zijn dat dit alles een onderzoek er niet gemakkelijk op maakt en veel tijd zal kosten. Zelfs de ambtenaren uit die tijd klaagden steen en been over de ondoorzichtigheid van de naamgeving van de Joden. Het gemeentebestuur van Amsterdam zag zich dan ook genoodzaakt enige Joden in dienst te nemen om helderheid te krijgen. Maar hoe zit het dan met de Sefardim? Geldt het bovenstaande ook voor hen? Lieten zij hun vaak sierlijke achternamen – Mendes de Leon, Texeira de Mattos, Vita Israel – registreren met dezelfde naam die meestal al voor 1811 binnen de Portugees Israëlitische Gemeente bekend was? Het antwoord moet ik helaas schuldig blijven. Opvallend is wel, dat de meeste naam aannemers eigenlijk allen Cohen heetten en een extra naam lieten toevoegen (soms die van hun moeder). Zo ontstonden namen als Cohen Rodriquez, Cohen Carillon, Cohen de Solla, Cohen Dasilva enzovoorts. Slechts een enkeling vernederlandste zijn naam. Zo gingen (in sommige gevallen) voortaan de Da Costaatjes verder door het leven als de Van Dijkjes. Deze familie trok van Amsterdam naar Oude Pekela, en vervolgens van Oost-Friesland naar Londen. De eerste Sefardiem die zich eind 16de eeuw in ons land vestigden kwamen uit Portugal. Zij droegen hun in Portugal gekregen katholieke namen. Deze voor de handel uitermate belangrijke nieuwe emigranten keerden terug naar het Joodse geloof en veranderden daarmee ook hun naam. Echter, zij konden daardoor geen handel meer drijven met de Spaanse en Portugese gebieden. Hun oude katholieke namen konden ze voor dit doel ook niet gebruiken want de inquisitie had overal haar informanten. Om zichzelf en hun achtergebleven familieleden te beschermen gebruikten deze kooplieden zogenaamde aliassen als dekmantel, namen met een overtuigend katholieke klank. Later ontstond de tendens daarnaast ook nog een Nederlandse alias te gebruiken. Zo noemde David Salom d’Azevedo zich naast Luis d’Azevedo ook Ludovicus van Zuuren. Salom del Valhe werd Van Daalen en Belmonte werd Schoonenberg. In de loop van de 18de eeuw neemt het gebruik van aliassen af. Vermoedelijk niet zo zeer uit verminderde angst voor de inquisitie, maar omdat men steeds beter assimileerde in de Nederlandse samenleving[4]. Begin 20ste eeuw legde Abraham Vaz Dias een kaartenbak aan met aliassen die door Vibeke Olsen toegankelijk is gemaakt voor het internet[5].
DNA-onderzoek
Ik zal verder geen opsomming geven van de vele onderzoeksmogelijkheden. Er is een woud aan archieven en een en ander. zal afhangen van de plaatsen waar onze voorouders leefden. Wel wil ik nog de aandacht vestigen op de laatste trend in de genealogie, namelijk autosomaal DNA-onderzoek. Voor de oudere generatie is het een controversieel onderwerp. Er is altijd de angst dat nieuwe inzichten over de genetische verwantschap tussen de huidige Joden en die van het oude Israël koren op de molen van antizionisten is die alles aangrijpen om Israëls bestaansrecht te ontkennen. De nuance dat Joden geen ras zijn maar een volk waar vanaf het prille begin vele “vreemdelingen” in opgenomen werden en nog steeds worden opgenomen, doet voor hen weinig ter zake. De jongere generatie heeft minder moeite met dit alles, voor hen is dit een nieuwe interessante manier van genealogie bedrijven waaraan ze massaal meedoen en hun genetische blauwdruk delen met die van anderen. Toch moeten we geen wonderen verwachten van DNA-onderzoek, alhoewel het veel in potentie heeft. Het resultaat zal geen kant en klare stamboom geven. Eén van de problemen bij Joodse genealogie is dat de grootste groep Joden, de Asjkenazim, een endogame groep is. Ze trouwden veelal binnen de eigen kille (gemeenschap). Met als gevolgd dat we al gauw overeenkomsten hebben met meer dan de helft van alle andere Joden die ook hun DNA hebben laten testen. Vergelijk dit met de overeenkomsten bij niet-Joden, die gemiddeld beneden 1% liggen. Bovendien zijn door de test voorspelde (vaak honderden) familierelaties slechts een schatting en niet per definitie accuraat. Mensen kunnen nader aan of verder van elkaar verwant zijn dan de test aangeeft. De vele huwelijken binnen dezelfde groep kunnen een match geven met een verre verwant die op diverse manieren verbonden is. We zullen daarom heel veel matches krijgen die we niet kunnen plaatsen in onze eigen op papier gemaakte boom, en dat kan zeer frustrerend zijn. Er is dan ook veel werk aan de winkel om alle puzzelstukjes passend te maken. Voor dit doel kunnen we tegenwoordig een aantal genealogische tools gebruiken die enorm behulpzaam zijn bij het vinden van genetische matches zoals Ancestry.com, My Heritage en Family Tree DNA (FTDNA). Als je bij alle drie je DNA laat testen, dan moet je er rekening mee houden dat er onderling van elkaar verschillende uitkomsten zullen zijn. De meest betrouwbare is de FTDNA-autosomaaltest met een accuraatheid van bijna 100% voor ouder / kind, broers / zussen, en andere familierelaties tot in de derde graad (bet-overgrootouders). Ga je verder terug, dan zal de accuraatheid ook afnemen. Het is dankzij een door FTDNA speciaal voor de vele matches bij Asjkenazim ontwikkelt algoritme, dat de resultaten even accuraat zijn als voor niet-Joden[6]. De website van het Centraal Bureau voor de Genealogie (CBG) geeft uitgebreide uitleg over deze materie en welke test het beste bij u past. Joodse genealogie
Het grote verschil tussen Joodse en niet- Joodse genealogie zit niet zo zeer in de technische aspecten van onderzoek doen. Het zit vooral in de aanleiding om hieraan te beginnen. Dat de “drive” anders is, blijkt ook uit een publicatie op het Digitaal Joods Monument getiteld “The fruits of revenge” door John Löwenhardt met wie ik in het bestuur heb gezeten van de Nederlandse Kring voor Joodse Genealogie. Johns queeste om zijn stamboom te reconstrueren begon in 2010. Het was niet gemakkelijk, want waar moest hij beginnen met het weinige materiaal dat er was – slechts een kleine collectie foto’s en een enkel geschreven document. Het liet hem niet meer los. Hoe leefden ze? Wat voor werk deden ze? Waren ze “fromm” of juist goed geassimileerd? Daarnaast ontwikkelde zich een hele andere motivatie, met een persoonlijk tintje wat het onderzoek een extra “mijn wraak zal zoet zijn” dimensie gaf. De geslaagde poging van Hitler en de nazi’s om drie kwart van zijn familie te vernietigen mocht niet ook nog eens resulteren in de vernietiging van de herinnering aan hun bestaan van voor de Shoah. Het resultaat mocht er zijn. Het bracht hem in contact met familieleden in het buitenland van wie hij het bestaan nooit had kunnen vermoeden. Er waren zelf nog foto’s en documenten[7]. Het onderzoek gaat dan ook gestaag voort met een recent gevonden wel zeer verrassend resultaat: de stamboom van Slobian-Bielaja, de hond van zijn grootvader Arnold de Leeuw, gevonden op de website borzoi.breedarchive.com. Hoe leuk kan genealogie zijn!
Actieve leden
De Nederlandse Kring voor Joodse Genealogie vierde in 2017 haar 30-jarig bestaan in de Uilenburgersjoel te Amsterdam. Door de jaren heen is er door onze actieve leden veel expertise ontstaan die beschikbaar is voor onderzoekers, Jood en niet-Jood. Tevens brengen we leden met elkaar in contact voor het uitwisselen van gegevens. Wij organiseren – als er geen lockdown-beperkingen zijn – 4 maal per jaar lezingen over de geschiedenis van Joden in Nederland en over technische aspecten van Joods-genealogisch onderzoek. Ons periodiek Misjpoge komt vier maal per jaar uit en staat boordevol verhalen over genealogische onderwerpen, boekbesprekingen en tips voor onderzoek. We hebben een actieve besloten facebookgroep en op www.nljewgen.org/nieuwsbrief-nkvjg/ leest u maandelijks alle nieuwtjes. Tot slot hebben we recent alle verenigingspublicaties digitaal ontsloten in een voor een ieder te doorzoeken database op www.nljewgen.org/uitgaven-van-de-nkvjg/. Geïnteresseerd geraakt in het lidmaatschap? Mail naar penningmeester@nljewgen.org. Voor het luttele bedrag van €35,00 per jaar plukt u de volle vruchten van alles wat onze gezelligheidsvereniging te bieden heeft. Henriëtte J. van Dijk Eerder gepubliceerd in het Judaïca bulletin, mededelingenblad van de stichting Judaïca Zwolle, jaargang 32, nummer 2, Sjevat 5779 – Januari 2019 Zie ook: Joodse Genealogie, een praktische introductie
Noten
- Op 20 juli 1808 en wederom op 18 augustus 1811 werd door Napoleon bij decreet bepaald dat alle onderdanen van zijn keizerrijk een vaste achternaam moesten gaan dragen.
- Volgens de officiële volkstelling uit 1809 woonden er toen 18.910 Asjkenazim in Amsterdam
- Misjpoge jaargang 23, 2010-1, 2, 3, 4 en jaargang 24, 2011-1: Harmen Snel “Achternamen in Amsterdam.
- Misjpoge jaargang 25, 2012-3, Harmen Snel, “Portugezen en hun aliassen”.
- www.sephardicgen.com /databases/vazDiasSrchFrm.html
- Surname DNA Journal 21 July 2014, “Why autosomal DNA test results are significantly different for Ashkenazi Jews”, J.M. Paull, G. Tannenbaum and J. Briskman. Een samenvatting van dit onderzoek is gepubliceerd in Avotaynu, Vol xxx, 1-2014
- De vorderingen van dit onderzoek worden met enige regelmaat gepubliceerd op de website van de Löwenhardt Foundation. De site is een mooi monument voor zijn uit het Ruhrgebied afkomstige familie Löwenhardt en aanverwante families Weijl uit Oldenzaal, Ten Brink uit Denekamp en De Leeuw uit Almelo. Tevens biedt de site veel leerzame en interessante informatie aan de (beginnende) genealoog over hoe onderzoek tot stand komt, het verloop ervan, waar hij tegenaan liep en niet minder interessant de gebruikte bronnen.