Als het om het ‘ware geloof’ gaat wordt in de jeugdliteratuur de tere kinderziel niet gespaard. Vooroordelen over concurrerende religies, stereotyperingen van andersgelovigen, verstoting uit de familie, fysiek geweld, weinig wordt geschuwd om geloofsafval tegen te gaan of bekering te bevorderen. Ewoud Sanders geeft in zijn proefschrift Levi’s eerste kerstfeest een zakelijk en historisch overzicht van op de christelijke en katholieke jeugd gerichte boeken sinds 1792. ‘Genade’ valt daarin maar weinigen ten deel.
De jodenzending vanuit protestantschristelijke kring krijgt een impuls na invoering van de burgerlijke gelijkberechtiging in 1796. De opdracht van Jezus is leidend. “Ga op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen”. Het doel is tweeledig. Joden in aanraking brengen met Christus en bekeerde Joden inzetten om ‘heidenen’ te bekeren. Katholieken beginnen ongeveer een eeuw later, met de opkomst van de zionistische beweging. Gevreesd wordt dat een Joodse staat in Palestina de christelijke heilige plaatsen bedreigen.
Overeenkomsten in de zendingsactiviteiten zijn de inspiratie vanuit het buitenland en de voorhoederol van bekeerde Joden als Isaäc da Costa, Abraham Capadosa (prot) en Max van den Berg (kath). Het verhaal van het titelboek kent een strekking die als een inhoudelijke overeenkomst geldt. De gymnasiast Levi leert bij een schoolvriend het Nieuwe Testament kennen, bekeert zich en wordt dan door zijn vader hardhandig uit huis gezet. Hij vindt onderdak bij zijn klasgenoot, gaat theologie studeren en wordt predikant. Na het overlijden van zijn vader verzoent hij zich met zijn moeder, die zich dan ook bekeerd tot het christendom.
De protestantschristelijke boeken en verhalen vinden hun weg via zondagsscholen. Daarvan zijn er in 1883 bijna 900 met zo’n 100.000 leerlingen, in 1916 zijn het er 1.400 met 180.000 leerlingen. Bij de katholieken behoren de boekjes tot het leesprogramma van de lagere school. Of zijn te lenen in de jeugdbibliotheek.
Er is weinig kritiek op de boekjes. Binnen de zuil wordt er wel gesputterd tegen termen als ‘lieve hemel’ en ‘goddank’ die het kinderlijk besef kwetsen, terwijl verwensingen als ‘christenhond’ uitdrukkingen zijn van een levendige stijl. Kritiek zoals van het Algemeen Handelsblad in 1929 op de christelijke jeugdliteratuur is uitzondering. Vooral titels als ‘Kerstjoodje’ worden gehekeld. “Hoe zou men denken over titels als het Pinksterkatholiekje?”. Slechts één kritische bespreking van een rabbijn heeft Sanders in het NIW (1933) gevonden. “Dat een Joodse grootvader zijn kleinkind op straat zal zetten, als in Het Joodje beschreven, weiger ik te geloven.”
Na de Tweede Wereldoorlog veranderen de basis-ingrediënten. De bekering vindt plaats tijdens of na de onderduik en er is geen ‘joodse omgeving’ meer. De jodenzending van de protestanten gaat echter gewoon door en verplaatst zich zelfs naar Israël, onder geëmigreerde Joden. Bij de katholieken verflauwt de aandacht. Helemaal na de enorme ophef in 1956 rondom het verhaal ‘Van een jodenjongetje’, dat is opgenomen in het Nederlands Taalboek voor de RK lagere school. Er worden Kamervragen gesteld en Godfried Bomans schrijft in de Volkskrant: “Afgezien van de belachelijke bijzonderheid dat een vader zijn kind levend in een oven zou hebben gestopt, is het vooral zijn Jood-zijn dat bij kinderen de indruk wekt dat een Jood niet deugt.” Het verhaal wordt uit de bundel gehaald. Volgens uitgever Callenbach niet vanwege de strekking, maar omdat de overheid de subsidies ervoor dreigt in te trekken…
Sanders laat overtuigend zien dat bekeringslectuur geen marginaal verschijnsel is. Erger is dat de strekking lang blijft hangen. Want, zoals Bomans zegt, ”niets grijpt dieper aan dan lectuur op die jonge leeftijd gelezen”. Alle reden voor ouders kritisch te kijken naar boekjes die vanuit school worden aanbevolen.
Jeroen Sprenger
Ewoud Sanders, Levi’s eerste kerstfeest, Jeugdverhalen over jodenbekering, 1792-2015, Vantilt Nijmegen, 500 pag., ISBN 9789460042881, Prijs 29,50