door Ze’ev Bar

Toen de zionistische beweging in Galicië opkwam eind jaren tachtig van de negentiende eeuw kwamen enige leidende figuren in Buczacz onder de indruk van het idee van ‘Sjivat Tsion’, de terugkeer naar Erets Israel. De eerste zaden van nationaal bewustzijn ontkiemden tijdens de verkiezingscampagnes van 1883 en 1885. Toch werd in Buczacz nog geen organisatie opgericht, die de massa zou aantrekken tot het zionisme, zoals in andere steden van oostelijk Galicië in die tijd. Vanaf 1892 werd gepoogd in Buczacz een ‘Chevrat Tsion’ op te richten en langzaam werd het idee verbreid. In 1893 kwam het zover. Op 31 April 1894 vond de eerste openbare bijeenkomst plaats. Besloten werd de Chevrat Tsion uit te breiden en een commissie te vormen om het een en ander te organiseren. Tijdens de eerste algemene vergadering op 17 juni 1894 werd de juridische basis gelegd en een bestuur gekozen met o.a. mijn overgrootvader Moses Weisser.

Op een foto van de verkiezingsbijeenkomst voor de Oostenrijkse Reichsrat in 1907 op de Rinek (marktplaats) te Buczacz staat onderaan in het midden (gemerkt met een pijltje) de candidaat van de zionisten Dr.Nathan Birnbaum (1864-1937) met mijn familieleden Alter Tischler (loodgieter), Itzele Andermann en Itzik Hersch Weisser. De in Wenen, uit Galicische ouders geboren Birnbaum redigeerde in 1885 het eerste joods-nationalistische tijdschrift in het Duits ‘Selbstemanzipation’ naar de ideeën van Leon Pinsker en diens pamphlet “Autoemanzipation”. In dit tijdschrift gebruikte Birnbaum voor het eerst het woord ‘zionisme’. Birnbaum verloor deze verkiezingen tegen de Poolse candidaat. Met de opkomst van Hitler in 1933 vluchtte hij uit Berlijn naar Scheveningen.
[klik op een foto voor een carousel van vergrotingen]
Meer wist ik niet.
In een artikel op Internet vermeldt Baruch Berkowitz uit Hadera in Palestina hoe hij in April 1909 naar Buczacz terugkeerde om daar op verzoek van Itzik Hersch Weisser, voorzitter van Chevrat Tsion, een Hebreeuws-Poolse kleuterschool op te richten voor kinderen van drie tot zeven jaar, de eerste in Galicië toen er nog nauwelijks kleuterscholen in het land waren. Tevens riep hij vrouwelijke candidaten op om opgeleid te worden en Hebreeuwse scholen elders op te richten.

Aanvankelijk gaf de gouverneur geen toestemming omdat hij dacht aan een cheider tegenover het gemeentehuis en de bank. Bij het begrip ‘cheider’ dachten velen slechts aan vuil en wanorde. Maar het ging door. De school kwam in een schuur in de grote tuin met loof- en fruitbomen van Moses Weisser. Een voorbijganger hoorde de kinderen onderling praten, zingen en spelen, alles in het Hebreeuws. Hij vroeg hoeveel jaren de kinderen daar hadden geleerd en kreeg te horen dat de kleuterklas pas drie maanden daarvoor was geopend.
*****
Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog ontstonden zware gevechten tussen Rusland en Oostenrijk en velen vluchtten voor de nabije dreiging. Hier past de beschrijving van Shai Agnon in zijn prachtige boek “A guest for a Night” (1968):
“Rachel was drie jaar oud toen de oorlogsramp de stad bereikte en er ging een gerucht dat de Russische vijand nabij was. De hele stad sloeg op de vlucht, sommigen op karren, anderen te voet, want de meeste paarden waren al weg om de koning te dienen. Dus nam Rachels moeder een grote sjaal, bond het ene eind om haar schouders, het andere om haar middel, en zette het kind erin, gewikkeld in kussens en dekens tegen de kou. Hoewel de zon brandde was ze bang dat het kind kou zou vatten. Zo ging ze met alle anderen de stad uit met Rachel in haar sjaal en drie kleintjes aan haar rok. Ze liepen vele uren, oude mannen en vrouwen, zwangeren, invalieden en kinderen – alle wegen waren er zwart van. En de moeder in haar zwijm keerde zich naar de kinderen en troostte hen met lieve woorden. Tot zichzelf zei ze: ‘Mijn man is weg naar de oorlog en weet niet dat de stad veroordeeld is te vluchten en dat zijn vrouw en kinderen langs de wegen zwerven. Misschien weet de Almachtige het niet. Want als Hij het wist, zou Hij zijn ogen sluiten voor hun ellende?’ Ze nam Rachel en ging naar Wenen, waar ze de andere drie kleintjes vond, de een hier, de ander daar, gekleed in vodden, hongerig en blootvoets, hun lijfjes geschramd. Ze nam een kamer en heelde hun lichamen. Genadige mensen gaven haar werk om te leven.“
In augustus 1914 vluchtte Moses Weisser met zijn vrouw Braindl en hun zoon Chaim, eerst naar bekenden in Polen en toen ze daar niet konden blijven, naar de hoofdstad Wenen. Ook zijn zoon Matthes, in 1908 in Buczacz getrouwd, kwam daar met zijn gezin. Samen kregen ze een kamer met een paar matrassen op de grond, niet voldoende voor allen. Daarom legden ze deze naast elkaar en sliepen er dwars op.

Toen ging Moses op de vloer zitten en noteerde een lijst van alle bezittingen, die hij in Buczacz had achtergelaten. Waaronder twee aandelen met de nummers 31934 en 75740 van de Jewish Colonial Trust, die Herzl in 1899 had opgericht als financieële steun van de World Zionist Organisation om deze te bevrijden van de zeer rijken, van wie de meesten het zionisme niet zagen zitten.
Moses Weisser was een trots mens. Als vluchteling in Wenen wist hij dat alle refugees financieële steun ontvingen van de American Joint Distribution Commitee. Maar hij liet zich nooit registreren, anderen deden dat voor hem. Op een dag bezorgde een postbode een cheque en vroeg hem slechts te tekenen. Moses aarzelde lang, zoekend naar een uitvlucht. Tenslotte tekende hij tegen zijn zin en ging toen zijn handen wassen…
Zoon Matthes emigreerde na de oorlog met zijn vrouw naar Palestina. Zijn vader, mijn overgrootvader Moses keerde met zijn gezin terug naar Buczacz. Daar overleed hij in 1938 en werd hem veel leed bespaard.