
Oud vicevoorzitter Nederlands en Internationaal Auschwitz Comitée
Vermoedelijk zal niet iedereen meteen weten wie de op 7 december 2021 overleden Carry van Lakerveld was, maar als adjunct-directeur van het Amsterdams Historisch Museum hielp zij in 1983 mee de VHV (toen: Vakbonds Historische Vereniging) op te richten. Later verschoof haar aandacht naar de Tweede Wereldoorlog en werd ze actief in het Nederlands Auschwitz Comité. Bovendien speelde zij een vernieuwende rol in de wereld van tentoonstellingsmakers, zowel in Nederland als internationaal.
Kunstgeschiedenis

Carry werd op 11 september 1938 in Amsterdam geboren. Haar vader Leo, bekend als communistisch beroepsrevolutionair, gaf haar behalve politieke betrokkenheid ook een gevoel voor vormgeving mee, omdat hij in de reclame werkte. In 1945 was Carry een oorlogskind. Ook later wist zij in elke ruimte waar, indien nodig, de uitgang was en zij was doelgericht. Zij studeerde geschiedenis en kunstgeschiedenis aan de Gemeente Universiteit in Amsterdam en kreeg in 1964 een stageplek in het Amsterdams Historisch Museum, dat toen nog in de Waag was gevestigd. De tentoonstelling Arm in de Gouden Eeuw uit 1965 zette een nieuwe museumtrend in, waarbij beeldvorming steeds belangrijker werd. Carry zag geschiedenis niet als iets dat vaststond (‘zo was het’), maar als iets dat verschillende kanten had, terwijl de kijk op de geschiedenis voortdurend verandert. Actuele zaken in een historisch reliëf plaatsen kan volgens haar een museum helpen die meerdere kanten en veranderingen te tonen.
Carry richtte haar sociale geschiedbeoefening op de arbeidersbeweging, vrouwenbeweging en Tweede Wereldoorlog. Ik leerde haar kennen in 1972 toen zij lid werd van de door Ger Harmsen opgerichte werkgroep van vooral politicologiestudenten ‘Geschiedenis van de Nederlandse arbeidersbeweging’, waarin zij samen met de historici Jacques Giele en Frits de Jong Edz. behoorde tot degenen met meer inzicht in die beweging. Bovendien bereidde zij een tentoonstelling over sociale en politieke bewustwording in Amsterdam in de negentiende eeuw voor. Met Maurits Herben, houder van galerie de Tor in de Czaar Peterstraat en vader van haar in 1973 geboren dochter, maakte zij in de Tor kritische exposities over zaken als wonen, het man/vrouwbeeld (Dat mens en d’r man), de (omstreden) volkstelling, milieuhygiëne, prenten van Opland, de maatschappijkritische kanten in het werk van Lucebert en de Zuid-Afrikaanse apartheid. De Tor bracht met bewoners ook de geschiedenis van de Czaar Peterbuurt in beeld.
Amsterdams Historisch Museum
In 1974 werd Carry conservator bij het Amsterdams Historisch Museum, dat in 1975 gehuisvest werd in het voormalige Burgerweeshuis aan de Kalverstraat en daardoor kon vernieuwen. Van haar tentoonstellingen noem ik die over antifascistische kunst (1977), Wie woont waar (1978), met bijvoorbeeld de speldenmakers in de Jordaan, en 90 jaar strijd (1979) naar aanleiding van het negentigjarig bestaan van de Industriebond NVV in Amsterdam. De tentoonstelling volgde de voorlopers van de Industriebond in zeven perioden. Zij werd slecht bezocht, maar zou nog een vervolg krijgen. In 1981 was er een tentoonstelling over de Februaristaking 1941, die politieke discussies opriep, net als die over immigranten in de stad: Allemaal Amsterdammers (1986) en over homoseksualiteit bij mannen en vrouwen: Goed verkeerd (1989). De tentoonstelling over de socialistische schilder en ontwerper Meijer Bleekrode (1983-84) leidde tot een door haar geredigeerd boek en Carry verwierf voor het museum veel schilderijen en tekeningen van de communistische schilder Chris Beekman.
In 1983 kwam het museum in zwaar weer, omdat de gemeente 3,4 miljoen gulden op het museumbudget wilde bezuinigen. Met directeur Bob Haak zocht Carry de publiciteit. Het brede verzet en een handtekeningencampagne verminderden de bezuiniging tot 1,3 miljoen. Na het ontslag van de nieuwe, naar spoedig bleek frauderende directeur in 1988, hield Carry (sinds 1978 adjunct-directeur) het museum draaiende. Bij de benoemingsprocedure in 1989 werd zij, hoewel gesteund door de staf en de museumwereld, als sollicitant gepasseerd omdat zij slecht lag bij de mensen in het stadhuis. Interim-directeur Eric Fischer wist de verhoudingen te normaliseren en een verhoging van het gemeentelijk tentoonstellingsbudget te verkrijgen, maar toen zijn tijdelijke aanstelling afliep had de gemeente nog geen opvolger gevonden. Carry zette haar taak als manager voort tot er in 1991 een nieuwe directeur kwam. Toen het museum in rustiger vaarwater was gekomen, besloot zij te vertrekken en in april 1994 begon zij haar eigen bureau Culture and Context.
Oprichting van de VHV
De tentoonstelling 90 jaar strijd leidde in 1979 tot twee vragen van de (inmiddels) FNV-Amsterdam en het instituut van De Jong Edz. bij de Wetenschapswinkel van de Universiteit van Amsterdam hoe te komen tot een museum voor de geschiedenis van de vakbeweging en hoe historisch vakbondsmateriaal te bewaren dat verloren dreigde te gaan. Er ontstond een gecompliceerde situatie. In de gesprekken verbaasde Carry zich erover dat de FNV-museumwerkgroep materiaal verzamelde buiten het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) om. Zij zag niets in het opzetten van een museum zonder het IISG. Probleem was echter dat de toenmalige IISG-directie zich op de vlakte hield en niet meewerkte. Gesprekken onder leiding van Fred Roco, initiator van het museumidee, leidden in oktober 1982 tot het besluit eerst maar eens een vereniging van vrienden/vriendinnen van het vakbondsmuseum op te richten. Dit gebeurde op 15 oktober 1983 met Wim Rotermundt als voorzitter, Loekie Hendriks als secretaris en Carry als een van de leden. Doel van de VHV was ‘behoud en gebruik van historisch en recent vakbewegingsmateriaal’.
Eric Fischer, in 1984 aangesteld als bewindvoerder van het IISG, activeerde de Raad van Advies van de VHV. In gezamenlijke vergaderingen van VHV-bestuur en Raad van Advies zette Carry zich in voor een heldere regeling inzake wie wat verzamelde, wat in 1985 leidde tot overeenkomsten over eigendom en gebruik van materialen tussen de VHV en het IISG, het Katholieke Documentatie Centrum en het Sociaal Historisch Centrum voor Limburg. Daarnaast kwam er een activiteitenplan voor de VHV om het verzamelen van vakbondsmaterialen in de regio te stimuleren, te zorgen voor registratie en opslag, uit te vinden waar zich welk materiaal bevond en met dat alles tentoonstellingen te stimuleren. Hiermee ging VHV-medewerker Wietske van Agtmaal aan de slag. Carry bleef VHV-bestuurslid tot 1987, het jaar waarin Fischer zijn museumplan lanceerde, in 1991 gevolgd door opening van het Nationaal Vakbondsmuseum in De Burcht in de Amsterdamse Henri Polaklaan.
Auschwitz herdenken
In 1994 produceerde Carry de tentoonstelling Nederland tegen apartheid, eerst in het Amsterdams Historisch Museum, daarna in Kaapstad, Zuid-Afrika in het Mayibuye Centre for History and Culture van de Universiteit van de Westkaap. In haar verslag van haar reis daarheen voor het blad van het Verzetsmuseum, waarvan zij bestuurslid was, verduidelijkte zij dat apartheid nog lang niet voorbij was. De focus van haar werk verschoof naar de Tweede Wereldoorlog. Uiteenlopende aspecten daarvan fascineerden haar, of het nu om de ondergedoken camera of het vervalsen van allerlei zaken ging. Zij werd actief in het Nederlands Auschwitz Comité. In 2000 werd zij redacteur van het Auschwitz Bulletin en in 2001 vicevoorzitter van het Comité. Met Max Arian vertegenwoordigde zij Nederland in het Internationale Auschwitz Comité, waarvan zij eveneens vicevoorzitter werd.

In 1998 vroeg Carry grafisch ontwerper Victor Levie het Nederlands paviljoen in Auschwitz te herinrichten, wat in 2005 zijn beslag kreeg. Zelf maakte zij daar de tentoonstelling De vervolging en deportatie van de Joden in Nederland 1940-1945. Om jongeren te bereiken, ontwierp zij de tentoonstelling Afterwards, it’s just a part of you, die in maart 2000 in het Europees Parlement in Bussel stond, in januari 2002 in het Willy Brandt Huis in Berlijn en in januari 2005 bij de Verenigde Naties in New York, waar secretaris-generaal Kofi Annan en zijn vrouw Nane deze openden. Carry maakte hierna nog de tentoonstelling Überleben im Leben over de Nederlandse verzetstrijdster en Auschwitz-overlevende Ronnie Goldstein-Van Cleef, die in 2007 ook getoond werd in de Gedenkstätte Deutscher Widerstand in Berlijn. Voor het Nederlandse publiek schreef zij met Raoul Nijst in 2010 het boek Zicht op verleden over de vervolging en deportatie van Sinti en Roma, en in 2017 met Victor Levie ‘Ze doen ons niets’ over de vervolging en deportatie van de Nederlandse joden tijdens de bezetting.
Tot mijn verbazing publiceerde Het Parool, anders dan het Internationale Auschwitz Comité, geen in memoriam. Ik bewaar goede herinneringen aan deze actieve en goedlachse vrouw die zo’n belangrijke rol speelde in de ontwikkeling van het Amsterdams Historisch Museum, de Auschwitz-tentoonstellingen en die haar museum-ervaring heeft ingezet bij de totstandkoming van de VHV. Bravo Carry!
Bob Reinalda
December 2021
Eerder gepubliceerd op de website Het geheugen van de vakbeweging