Verhaal uit het verdwenen Joodse verleden van Irak
De interesse van Judit Neurink voor het Joodse verleden van Irak leidde tot de roman De Joodse Bruid, het verhaal van twee Joodse vrouwen die op verschillende momenten in de geschiedenis in Irak wonen. Hieronder leest u het begin van hoofdstuk 3.
In 1940 woonden er nog ongeveer 45.000 Joden in Iraaks Koerdistan, verdeeld over tweehonderd dorpen en steden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog en erna vertrokken er zo’n 20.000 naar Palestina, de Israëlische staat in wording. En na de vestiging van de staat Israël in 1948 ging het merendeel van de achterblijvers hen achterna.
Zara kijkt naar wat ze heeft opgeschreven. Dagenlang al bezet ze de computer in de woonkamer, en vult pagina na pagina met aantekeningen. Haar conclusie: de Joden waren een minderheid in Irak, maar toch ook onmiskenbaar onderdeel van het gecompliceerde weefsel van de samenleving van toen. Ze voelden zich eerder Iraaks dan Joods, en de pogrom in Bagdad en de anti-Joodse acties van de jaren veertig moeten hen diep hebben geraakt.
‘Wat doe je toch, Zara, moet je nu al studeren? De universiteit begint toch pas volgende week,’ vraagt haar moeder.
Zara staat in dubio. Als ze haar moeder vertelt over het dagboek, zal ze het moeten afgeven. Maar ze wil er geen afstand van doen. Ze wil weten wat er met Rahila gebeurt.
‘Die Joodse schat…’ zegt ze daarom vaagjes. Haar moeder kijkt haar onderzoekend aan.
‘Wist u dat de Joden ruim achtenwintighonderd jaar geleden in Koerdistan arriveerden, gedeporteerd door een Assyrische koning?’
Haar moeder ploft naast haar op de bank. Zara leest voor van het scherm: ‘Een meerderheid van de Tien Stammen van Israël die Samaria, het noordelijke Koninkrijk van Israël uitmaakten tijdens de Bijbelse Periode, is tussen 721 en 715 voor Christus door de Assyriërs gevangengenomen. Ze werden gedeporteerd naar Medea, Assyrië en Mesopotamië. Dit is ruwweg wat vandaag de dag Koerdistan wordt genoemd.’
‘We weten niets over ze,’ zegt haar moeder zacht.
‘Een groot deel van onze geschiedenis is ons ontstolen door de Arabische nationalisten.’
‘De Joden in Koerdistan kwamen uit Samaria?’
‘Ja, en de Joden in de rest van Irak kwamen uit Judea, het andere deel van het Israëlische rijk. Twee verschillende groepen, op verschillende tijdstippen.’ Zara zoekt op het scherm. ‘Een kleine honderd jaar na de eerste deportatie erfde de Babyloniër Nebuchadnezar de Tweede het Assyrische Rijk. Hij veroverde Judea en deporteerde een groot deel van de inwoners naar Babylon.’
‘De Assyriërs deporteerden mensen binnen hun rijk? Dat doet me aan Saddam Hoessein denken, die Arabieren naar Kirkoek bracht, en Koerden naar Bagdad.’
‘Op die manier kan je mensen controleren en weet je zeker dat zij als vreemden in een regio zelf geen macht zullen hebben. Ik ben tijdens mijn studie talloze voorbeelden tegengekomen.’
‘Waarom gingen de Joden niet terug?’
‘Ze vestigden zich en kregen toestemming hun geloof uit te dragen. Dat leidde ertoe dat het Koerdische koningshuis Adiabene, dat Erbil als hoofdstad had, zich in de eerste eeuw voor Christus tot het Jodendom bekeerde. Ooit van koningin Helena gehoord?’
‘Nee. Die bekeerde zich?’
‘Met haar man, de koning, en haar zoon. En een groot aantal Koerdische onderdanen.’
‘En de Joden in Babylon, dan?’
‘Die waren van een heel andere categorie dan de Koerdische. Hier hadden we boeren, handelaren, textielwevers en -ververs, edelsmeden. Maar de Joden in Babylon schreven de Talmoed, een van de belangrijkste Joodse religieuze boeken. Dat waren de intellectuelen.’
‘En daarna werden ze de bankiers in Bagdad,’ vult haar moeder aan.
‘Ja, niet alleen dat, ook de investeerders en de zakenlieden. En tegelijkertijd ook de zangers en de dichters. Toen ze in de jaren vijftig vertrokken, verloor Bagdad niet alleen haar ziel en haar stem, maar ook haar financiers.’
‘Dat zeg je mooi, liefje.’
‘Dayke, het is verbijsterend te lezen dat in tien jaar tijd meer dan tweederde van de honderdvijftigduizend Joden in Irak is vertrokken. Hals over kop. Waarom?’
‘Wat zeggen je docenten daarover?’
‘Dit jaar zullen we het vast hebben over de vestiging van de staat Israël, en het vertrek van de Joden uit de Arabische landen. Maar ik betwijfel of we er diep op ingaan. Dit is een zwarte bladzijde.’
‘Wat deed de Iraakse regering in die tijd?’
‘De Britten hadden het toen voor het zeggen, samen met prins Abdallah, de regent die aan de macht was omdat koning Faisal nog te klein was. Het koningshuis en de Britten benoemden Joden op belangrijke posten. Dat heeft kwaad bloed gezet. De echte boef was Rashid al-Gaylani, een Arabische nationalist die drie keer kort premier is geweest. De tweede keer, in 1940, was hij dikke vriendjes met de Duitsers.’
‘De nazi’s?’
‘Ja. De Britten stuurden hem weg, die waren in oorlog met de Duitsers. Maar in 1941 – even checken…’ Ze zoekt in haar aantekeningen, ‘in maart 1941 kwam hij via een coup opnieuw aan de macht. En toen was zijn bewind nog nationalistischer. En ook veel anti-Joodser, met als excuus dat de Britten de Joden voortrokken. Er waren anti-Joodse demonstraties en begin juni 1941 kwam de Farhud.’
Zara’s moeder kijkt haar onzeker aan. ‘De Farhud? Je bedoelt plunderingen, zoals na de Amerikaanse invasie, in Bagdad en het zuiden?’
‘Noemden ze dat toen ook een farhud? Interessant.’ Zara maakt een aantekening. ‘Het was een pogrom in Bagdad. Bijna tweehonderd Joden zijn toen vermoord, volgens sommigen zelfs zeshonderd. Veel mensen zouden onherkenbaar zijn verminkt en in massagraven zijn begraven. Huizen en winkels zijn geplunderd. Vrouwen en meisjes zijn verkracht, hun borsten zelfs afgesneden. Mensen liepen door de stad en riepen: Kutal al yehud, slacht de Joden.’
Sinds Zara is begonnen met haar onderzoek, is dit het akeligste dat ze heeft gelezen. Irakezen die mede-Irakezen vermoorden, alleen omdat ze anders zijn. Zoals nu ook gebeurt in Bagdad, tussen de verschillende moslimgroepen en de christenen.
‘Wat verschrikkelijk. Maar dat weet niemand meer.’
‘Ja, terwijl dit een grote ommekeer bracht. Joden vertrouwden de moslims niet meer. In Bagdad was een derde van de bevolking Joods – moet u zich voorstellen wat dat wantrouwen doet met een samenleving.’
Zara’s moeder zucht. ‘Dat kan ik. Wij Koerden hebben geleerd de Arabieren te wantrouwen, omdat we onder Saddams Baathpartij ons leven niet zeker waren.’
‘En we wantrouwen ze nog steeds.’
Judit Neurink
Dit verhaal is met toestemming over genomen van de website Berichten van een theedrinker
Bestelinformatie
‘De Joodse Bruid; Het verdwenen verleden van Irak’ is te bestellen bij de plaatselijke boekhandel of bij Uitgeverij Jurgen Maas. Dat geldt ook voor de e-Book-versie. Via Amazon is een Engelse versie te koop. In de Koerdistan Regio van Irak verkoopt Endeshe in Sulaymaniya een Koerdische vertaling.