Hoe een ‘lump of glass’ een Brits kroonjuweel werd
Een paar weken geleden werd Kees Boas door een achterneef, die net zoals hij een fervente stamboomklimmer is, via zijn familiepagina op Facebook op de hoogte gebracht van wat weetjes over zijn familie. Daarin speelde de firma Asscher, een opmerkelijke diamant en een van zijn bloedverwanten, Henri Koe, een interessante rol. Het leek hem wel een stukkie waard.
De firma van de gebroeders Asscher was in het begin van de 20ste eeuw een wereldberoemd adres waar van een ruw kristal een echt juweel kon worden geslepen. Die bewerking hield in dat de ruwe steen eerst gekloofd moest worden: een cruciale handeling waarbij, als het mis ging, de ruwe diamant in gruzelementen uiteen kon vallen. Het kloven van deze Cullinan was de taak die Joseph Asscher op zich nam. Een bijna mythisch verhaal deed de ronde: ‘Joseph Asscher draaide starend naar de ruwe klomp en zuchtend, berekenend en zwetend om de werktafel waarop de steen gemonteerd was. Na een paar dagen van twijfel en alleen kijken gaf hij een forse klap en de ruwe steen kliefde keurig zoals bedoeld’. Joseph zou na deze daad van zijn stokje zijn gegaan.
In het Amerikaanse blad ‘The Century Magazine’ (foto) vond ik het hele verhaal.
De Cullinan
Iedereen kende in de 19e eeuw legendarische en tot de verbeelding sprekende diamanten als de statige Regent, de Russische Orloff of de exotische Koh-i-noor. De herkomst van de befaamde ‘Cullinan’ lag in het Zuid-Afrikaanse Transvaal, in een diepe kloof van de Premier Diamond Mining Company. Hij werd bij toeval ontdekt door Frederick Wells een opzichter van het bedrijf. Aan het eind van de dag tijdens zijn controleronde zag hij iets glimmen in de rotswand. Hij klom omhoog en schraapte met zijn zakmes het stof van de steen. Hij had zich niet vergist, het was een briljant helder kristal. De ontdekker Wells ontving een premie van 10.000 dollar, in die tijd een enorm bedrag.
De Premier Diamond Mining Company in Transvaal was eigendom van Thomas Cullinan, een speculant die rijk geworden was met het winnen van de Zuid-Afrikaanse Lotto. Hij kocht met enig list en bedrog de mijn, werd nog rijker en gaf het dorp en de steen zijn naam. De waardevolle ruwe diamant werd door generaal Botha – die we kennen van de Boerenoorlog – namens de bevolking van Transvaal aangeboden aan Koning Edward VII, ter ere van diens 60e verjaardag.
De sluwheid van de eigenaar Cullinan kwam goed van pas toen de steen naar Londen moest worden vervoerd. Deze werd met een normale postbestelling (incognito) door de toen betrouwbaar geachte British Mail van Transvaal naar Londen verstuurd. Voor het transport over een afstand van 12.000 kilometer werden de gebruikelijke portokosten van 1 dollar gerekend. De steen was nog wel even verzekerd voor een bedrag van 1.250.000 dollar. Toen Edward VII de steen zag vond hij het een ‘great curiosity’ en als de steen op straat had gelegen zou hij deze voor een ‘lump of glass’ hebben gehouden.
In januari 1908 haalde een medewerker van Asscher de Cullinan op bij het Colonial Office en reisde, onder strenge begeleiding van 4 bewakers, van Londen naar het bedrijf van de Gebroeders Asscher in de Amsterdamse Tolstraat nr 127. Daar verdween de steen voorlopig in de zwaarbeveiligde kluis in de kelder van het toen gloednieuwe gebouw van Asscher.
De bewerking
De ruwe diamant werd eerst zorgvuldige door Joseph Asscher en zijn meesterslijper Henri Koe bekeken. Een plan werd gemaakt hoe de steen te kloven en te gaan slijpen. Er werden mallen en kleimodellen gemaakt om te bepalen hoe uiteindelijk de steen in stukken kon worden gekloofd.
De eerste klap om de ruwe diamant te kloven werd door Joseph Asscher gedaan en was het begin van een maandenlange klus om uit de ruwe steen een grote waarde aan diamanten tevoorschijn te toveren. Joseph had een paar dagen om de steen heen gedraaid om de juiste plek voor een optimaal resultaat te bepalen. De eerste klap die Joseph gaf ketste af op het keiharde kristallen oppervlak. Geen kras te zien maar het mes dat hij gebruikt had was gebroken. Maar de tweede klap was raak en er lagen nu twee delen van de Cullinan op de werkbank: een was 1040,5 karaat en de ander 1977,5 karaat. Het verhaal gaat dat Joseph na deze klap flauwviel van alle emoties. Een paar dagen later was ook het hart van de steen, met opnieuw een harde klap, gesplitst. Dit was het deel waarvan de belangrijkste diamant, de Cullinan 1, kon worden geslepen.
Het slijpen
Nu was het de beurt aan de trouwe medewerker van Asscher, Henri (Aron Herman) Koe. Er was een op maat gemaakte tafel om te kloven. Ook de apparatuur om te slijpen was op maat gemaakt. Dit allemaal vanwege het extreem grote formaat van de verschillende delen van de Cullinan. Het polijsten van een diamant is een langzaam karwei. Er moet bijvoorbeeld vaak gestopt worden om de schijf af te laten koelen. Ook moet bij ieder facet de steen uit de houder waar de steen in is gemonteerd (de zgn. dop), worden gehaald om in een nieuwe positie te worden gesteld.
In totaal werden er wel 105 diamanten uit het ruwe kristal gewonnen en restten er nog 9 ruwe deeltjes die ongetwijfeld ook hun weg naar de diamantbeurs zullen hebben gevonden.
Bij het slijpen van een steen zoals deze Cullinan komt het aan op de scherpe blik en intuïtie van de slijper maar vooral op zijn vakmanschap.
Een normale briljant heeft 65 facetten maar bij het formaat van deze stenen waren het er aanmerkelijk meer. Met het slijpen werd gestart op 3 maart 1908 en er zou tot eind oktober van dat jaar aan gewerkt worden. De Cullinan I, de zogenaamde teardrop of peer briljant, 6 cm lang en 4,5 cm breed, zou uiteindelijk 530.2 karaat zijn en met 76 facetten geslepen worden. Het werk aan de tweede steen, de ruim 4,5 x 4 cm grote Cullinan II diamant, werd op 29 mei 1908 gestart. Deze woog 317 karaat en had 66 facetten. Om het werk toch binnen een redelijke termijn af te hebben werden er lange werkdagen gemaakt, inclusief de zondagen.
De kosten van deze hele operatie om de Cullinan te kloven en te slijpen, om deze vervolgens de Engelse Koning als geschenk aan te bieden, werden gedekt door de verkoop van de kleinere briljanten die bij het proces ontstonden. De totale waarde van de geslepen stenen in het begin van de 20e eeuw is moeilijk in te schatten. De grootste diamant moet toen, meer dan 110 jaar geleden, al een waarde van 2,5 miljoen dollar hebben gehad.
Exotische namen
Er waren tot voor kort ook wel andere grote diamanten – maar wel kleiner dan deze spectaculaire Cullinan. Bijvoorbeeld de in 1895 in het Zuid-Afrikaanse Jagersfontein gevonden steen die de naam mee kreeg van Jubilee of Imperial diamant ter gelegenheid van het 60-jarig jubileum van Queen Victoria. En de Great Mogul die in 1665 in Delhi opdook.
Een naam die mij erg aanspreekt is de Koh-i-noor die in 1526 in India was gevonden. Maar misschien komt dat door de associatie met een veelgebruikt potloodmerk. Desalniettemin zijn het allemaal klinkende namen die een hoofdrol in een James Bond of Ocean Eleven film waardig zouden zijn.
De Cullinan diamanten kregen de namen ‘King Edward Diamond’ en ‘Queen Alexandra Diamond’ en werden onderdeel van de kroonjuwelen die in de Tower in Londen worden bewaard. Koning Edward VII gaf de stenen bijnamen als de Grote en de Kleinere Ster van Afrika. Om het nu nog een lump of glas, een ‘brok glas’, dat aan de kant van de weg lag te noemen zal Edward verder wel uit zijn hoofd hebben gelaten.
Pas in 1985 werd er een nog grotere diamant gevonden, de bruine ‘Golden Jubilee Diamond ’ die 109 gram woog en met zijn ruim 545 karaat tot op heden de kampioen onder de geslepen diamanten is. Hoewel de naamgeving anders doet vermoeden is deze steen in het bezit van de Koning van Thailand.
De diamantslijper Henri Koe werd ‘Ridder in de Orde van Oranje-Nassau’ vanwege het verwerken van de Cullinan tot een grote hoeveelheid kostbare diamanten. Na zijn meesterwerk kon hij samen met zijn vrouw een half jaar in Parijs genieten van een mooie lange vakantie. Aron Herman (Henri) Koe was 57 jaar oud toen hij in 1928 in Amsterdam stierf. Hij was een bloedverwant van mijn achterneef Reginald Koe en ik kwam via hem op het idee dit verhaal te schrijven.
Kees Boas,
Amsterdam, januari 2022
Geraadpleegde bronnen
- The Century Magazine, University of Illinois,
- The Royal Order of Sartorial Splendor
- Wikipedia voor alle watjes en weetjes.